Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0987/GV, 2 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/987/GV

betreft: [klager] datum: 2 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.Schuurman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 mei 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De redenen, die genoemd worden in de beslissing van de selectiefunctionaris, zijn geenredenen om klager het verlof te ontzeggen. Klager is onder meer veroordeeld omdat hij getracht zou hebben om een van zijn broers, [...], neer te schieten samen met zijn andere broer. [...] zou weer geprobeerd hebben beide broersneer te schieten. Inmiddels zijn klagers broers niet meer gedetineerd uit hoofde van deze zaak en hebben deze broers weer contact met elkaar gehad. Hoewel beide broers in vrijheid zijn geweest, is geen enkel incident voorgevallen.Gevaar voor recidive is er dan ook niet. De gegevens van de politie zijn kennelijk oud en onjuist.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gelet op de adviezen van de politie Rotterdam-Rijnmond en de politie Midden-Drenthe, waarin gesproken wordt van ernstig gevaar voor recidive en gevaar voor verstoring van de openbare orde en veiligheid, is besloten vooralsnog geenverlof te verlenen. Vooralsnog, aangezien het gedrag, dat klager momenteel vertoont, veel positiever is dan het gedrag dat hij vertoonde in de vorige inrichting. Een volgende verlofaanvraag zal meer kans van slagen hebben.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De Marwei te Leeuwarden heeft niet negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven akkoord te gaan met verlofverlening.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft geadviseerd aan klager geen verlof te verlenen mede gezien zijn vele strafrechtelijke antecedenten, waarbij het gaat om ernstige misdrijven. Er bestaat ernstig gevaar voor recidive en verstoringvan de openbare orde en veiligheid.
De politie Midden Drenthe onderschrijft het advies van de politie Rotterdam-Rijnmond volledig en adviseert om aan klager geen verlof te verlenen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving, poging tot doodslag en het medeplegen van (gekwalificeerde) diefstal en afpersing. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 22 april 2005.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Zowel de politie in de plaats, waar klager de delicten heeft gepleegd als de politie van de plaats, waar klager zijn verlof wenst door te brengen, hebben negatief geadviseerd terzake van verlofverlening. De kans op onregelmatighedentijdens verlof wordt groot geacht, nu klager zijn verlof bij familie wenst door te brengen en klager onder meer gedetineerd is omdat hij getracht heeft om een broer neer te schieten en ook klagers broers veroordeeld zijn (geweest)voor soortgelijke delicten. Voorts blijkt dat klager in de onderhavige strafzaken en in het verleden meermalen voor gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de recente positieve wijziging van klagers gedrag en de recente wijziging in de gespannenfamiliesituatie, een afwijzing van zijn verlofaanvraag in dit stadium van zijn detentie rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangenen gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en f. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.Daarbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris heeft aangekondigd dat, indien de positieve kentering in klagers gedrag zich voortzet, een volgende verlofaanvraag meer kans van slagen zal hebben.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 juli 2004

secretaris voorzitter

Naar boven