Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0009/GM, 1 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/0009/GM

betreft: [klager] datum: 1 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 5 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Amsterdam, locatie Demersluis, te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 18 december 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie heeft op 6 april 2004 in de p.i. Amsterdam te Amsterdam zitting gehouden ter behandeling van dit beroepschrift.
Klager, die op behoorlijke wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen, zonder bericht van verhindering.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Demersluis is niet ter zitting verschenen, zonder bericht van verhindering.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling, welk verzoek blijkens het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur is gedaan op 24 september 2003, betreft de weigering of het verzuim van de medische dienst om klagertijdig naar het ziekenhuis te verwijzen voor het laten verwijderen van een gipsbrace van klagers been.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in de stukken het volgende aangevoerd.
Hij heeft op 19 juni 2003 tijdens het sporten een achillespeesblessure opgelopen. De achillespees was gescheurd en een arts van het Academisch Medisch Centrum (AMC) te Amsterdam was aanvankelijk voornemens de blessure operatief telaten behandelen. In verband met afwezigheid van de chirurg is de operatie enkele dagen uitgesteld. De medische dienst heeft vervolgens uitstel gevraagd van de eerstmogelijke gelegenheid voor de operatie. Uiteindelijk hebben deartsen van het AMC van een operatie afgezien en heeft klager een gipsbrace gekregen voor de duur van 12 weken. Na ruim 14 weken zat het gips echter nog om zijn been. In de loop van de behandeling met de gipsbrace heeft klagerbovendien klachten gekregen, zoals het zwellen van de voet, en pijn en irritatie door een kloppend, tintelend en prikkend gevoel in de voet. Hij heeft dit meermalen aan de orde gesteld bij de medische dienst en heeft niet kunnenbegrijpen dat de medische dienst zijn voet en het gips wel heeft bekeken, maar de situatie niet acuut genoeg heeft bevonden om het gips terstond te laten verwijderen.

Uiteindelijk heeft klager zijn pijnklachten niet langer kunnen verdragen en heeft hij op 24 september 2003 zelf het gips met een broodmes verwijderd.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Op 10 juli 2003 is in het ziekenhuis het gips aangebracht. Op 21 augustus 2003 vond controle in het ziekenhuis plaats, waarbij geen informatie is verstrekt over de vervolgbehandeling.
Uiteindelijk is telefonisch overlegd tussen de medische dienst en het ziekenhuis en is een
afspraak gemaakt om het gips op 26 september 2003 te laten verwijderen. Klager heeft hierover te horen gekregen dat hij spoedig naar het ziekenhuis zou gaan. Dit duurde hem kennelijk te lang. Hij heeft op 24 september zelf het gipsverwijderd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie neemt in aanmerking dat de gipsbrace blijkens de inlichtingen van de inrichtingsarts op 10 juli 2003 is aangebracht en volgens advies van het ziekenhuis aan klager, naar klager in het beroepschrift heeftmedegedeeld, twaalf weken om het been moest blijven zitten. Het klager geadviseerde moment van verwijdering van het gips ligt, er van uitgaande dat klagers controlebezoek aan het ziekenhuis op 21 augustus 2003 hierin geen wijzigingheeft gebracht, derhalve op of omstreeks 2 oktober 2003. Klagers uitgangspunt dat het gips rond 11 september verwijderd diende te worden is derhalve, op zichzelf bezien, niet juist.
Echter, klager stelt in het beroepschrift dat zijn herhaalde verzoeken om naar het ziekenhuis te worden vervoerd ook niet werden niet ingewilligd toen zich complicaties voordeden, in de zin dat zijn voet ging opzwellen en hij erveel pijn aan kreeg. Nu klagers medisch dossier niet door de medische dienst is overgelegd en de medische dienst zich ook anderszins niet heeft verweerd tegen deze stelling van klager, moet deze voor feitelijk juist worden gehouden.

Denkbaar is dat een niet te verdragen zwelling en pijn optreedt, die kan samenhangen met een ontstoken wond onder het gips. Een zorgvuldige behandeling van dergelijke klachten brengt mee dat het been wordt gecontroleerd en dat hetgips daartoe - in dit geval voortijdig - wordt verwijderd.
De medische dienst heeft gelet op het vorenstaande naar het oordeel van de beroeps-commissie te lang gewacht met het maken van een afspraak voor het verwijderen van het gips. Het bestreden medische handelen wordt daarom als nietvoldoende zorgvuldig aangemerkt.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie zal voorts, gelet op de aard van de klachten en de omstandigheid dat niet is is kunnen blijken van verdere schade aan de gezondheidstoestand van klagers been, bepalen dat klager een tegemoetkoming toekomt van €25,--.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie Demersluis toekomende tegemoetkoming op € 25,--.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, en de leden M.F. van Brederode-Zwart, huisarts, en prof.dr. W.J. Schudel, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 1juli 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven