Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0757/GA, 29 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/757/GA
betreft: [klager] datum: 29 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 16 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Alphen aan de Rijn,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 maart 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, welke uitspraak op 6 april 2004 aan klager en de directeur is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juni 2004, gehouden in de p.i. locatie Alphen aan den Rijn voornoemd, zijn gehoord mevrouw [...] en de heer [...], beiden unit-directeur bij voornoemde locatie.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het zonder reden uitvoeren van een (bijzondere) celinspectie, het daaraan verbonden onderzoek aan lichaam en kleding (visitatie en fouillering) en het toepassen van handboeien tijdens die bijzondere celinspectie.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeuren hebben in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting kent drie vormen van celinspectie. De dagelijkse celinspectie vindt altijd plaats in aanwezigheid van de betreffende gedetineerde. De speciale celinspectie zal in principe plaatsvinden als de gedetineerde elders is inverband met een activiteit. Tenslotte is er nog de bijzondere celinspectie, waarbij de gedetineerde tevens wordt onderzocht aan lichaam en kleding. In dat geval wordt de betreffende gedetineerde voor de duur van de inspectie altijdovergebracht naar de isoleercel en voor die overbrenging wordt de gedetineerde, om calamiteiten te voorkomen, altijd geboeid. In het geval van klager was er sprake van bijzondere celinspectie. Aanleiding voor het houden van dieinspectie was, dat klager ervan werd verdacht contrabande in zijn bezit te hebben (opsparen van medicijnen). Klager is op het moment dat de actie aanving geïnformeerd over het feit dat er een celinspectie zou plaats vinden en overde omstandigheid dat hij daarvoor (geboeid) zou worden overgebracht naar een isoleercel. Aan klager is geen mededeling gedaan over resultaat van die celinspectie.

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt (schriftelijk) toegelicht.
Er was geen reden voor de verdenking dat klager medicijnen zou opsparen. Klager gebruikte medicijnen. Die kon hij echter niet opsparen omdat dit directe gevolgen zou hebben voor zijn gezondheid. Klager is van mening dat de wijzewaarop hij in de isoleercel werd geplaatst, volledig misplaatst was. Klager stond niet bekend als agressief persoon. Hij heeft in de isoleercel anderhalf uur op de grond moeten liggen alvorens de handboeien werden verwijderd. Klagerontkent overigens niet dat hij toen softdrugs voorhanden had.

3. De beoordeling
De directeur is op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van de Pbw, bevoegd om, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting, een gedetineerde aan zijn lichaamen kleding te onderzoeken. Op grond van artikel 34, eerste lid onder b, van de Pbw, heeft de directeur voorts de bevoegdheid om de verblijfsruimte van een gedetineerde op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogenzijn te onderzoeken, indien dit noodzakelijk is in het belang van de orde of veiligheid in de inrichting. De directeur heeft ter zitting aangegeven dat er in het geval van klager sprake was van aanwijzingen voor het voorhandenhebben van contrabande (het opsparen van medicatie). Die aanwijzingen rechtvaardigen de beslissingen van de directeur om klagers verblijfsruimte te onderzoeken en om klager te visiteren en te fouilleren. De beroepscommissieoverweegt daarbij nog dat het voor de hand had gelegen dat de reden voor die celinspectie, die fouillering en die visitatie, desgevraagd nader was toegelicht.
Ten aanzien van de toepassing van handboeien en de wijze van uitvoering van de visitatie en fouillering geldt dat niet aannemelijk is geworden dat een en ander is geschied in strijd met een voor alle in de inrichting verblijvendegedetineerden geldend wettelijk voorschrift, dan wel dat zulks, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.
Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 juni 2004

secretaris voorzitter

Naar boven