Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0627/JA, 25 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/627/JA

betreft: [klager] datum: 25 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 30 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingedienddoor mr. G.V. van der Bom, namens

[...], geboren op [1987], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 24 maart 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Het Poortje te Groningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 mei 2004, gehouden in de Rijksinrichting voor jongens ’t Nieuwe Lloyd te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.V. van der Bom, en mevrouw [...], unit-directeurvan voormelde j.j.i. Het Poortje.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de toepassing van geweld door het personeel ten aanzien van klager bij zijn overbrenging naar de strafcel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was met medegedetineerde [...] op weg naar de sport en liep onderweg vertraging op, omdat de sleutel van het personeelslid die hen begeleidde verbogen was. Toen ze na enige tijd bij de sport aankwamen, waren ze te laat enwerden ze weer teruggestuurd naar de groep. Daar aangekomen verzocht de groepsleider hen naar hun kamer te gaan. Dat weigerde klager, omdat hij het niet terecht vond dat hij naar zijn kamer moest en ze hem al eens eerder twee uurte lang op zijn kamer hadden laten zitten. Na het verzoek een aantal keren herhaald te hebben, heeft de groepsleider de beveiliging gebeld. Klager bleef weigeren naar zijn kamer te gaan. Hierop is er alarm geslagen en kwamen diversepersoneelsleden aangerend, de sportinstructeur, [...] genaamd, als eerste. Nadat er nogmaals werd gevraagd of klager naar zijn kamer wilde gaan en hij dit wederom weigerde, is hij door zo’n 4 à 5 man naar de grond gewerkt en kreeghij meteen armklemmen. Hij is omhoog getild en naar de strafcel begeleid. Klager hield zich hierbij rustig. Sportinstructeur [...] hield zijn rechterarm in de klem en dat deed zeer. Personeelslid [...] hield zijn linkerarm vast enpersoneelslid [...] liep achter hem. Bij de trap naar beneden aangekomen, die erg smal is, heeft klager zijn lichaam naar achteren geduwd. Dat deed hij omdat zijn armen zeer deden en hij naar zijn idee niets had gedaan. Het was hetenige dat hij kon doen, naast schreeuwen en schelden. Klager is hierop bij zijn benen omhoog getild en met zijn hoofd naar beneden, met het gezicht omlaag, de trap afgedragen. Hij weet niet of zijn hoofd daarbij gecontroleerd isvastgehouden. Klager heeft toen 4 à 5 maal een knietje tegen zijn hoofd gekregen. Hij weet niet of dit per ongeluk is gebeurd. Hij heeft hierdoor twee flinke bulten op zijn voorhoofd en zijn wang opgelopen en zijn schouder deedzeer. In de strafcel is klager tot op zijn boxershort uitgekleed en een paar uur alleen gelaten. Hij was erg boos en heeft met zijn vuisten tegen de deur en de muur geslagen. Klager beklaagt zich over het geweld dat is gebruikt,niet over de straf. Achteraf gezien realiseert hij zich dat hij naar zijn kamer had moeten gaan, maar dat is nog geen reden om iemand te mishandelen.

Hier is namens klager nog het volgende aan toegevoegd.
De inhoud van de ter zitting uitgereikte mededeling van 12 mei 2004 opgemaakt door de sportinstructeur, staat haaks op het verhaal van de directeur. In de mededeling staat bijvoorbeeld dat het hoofd van klager tegen het bovenbeenvan de sportinstructeur is aangekomen, terwijl de directeur aangeeft dat het hoofd van klager bij het afdalen van de trap tegen de knie van de sportinstructeur is aangekomen. Als klager achterover leunend de trap is afgedragen,verwacht je stoten tegen het achterhoofd. Klager heeft echter letsel op zijn voorhoofd en wang opgelopen en heeft dus stoten tegen het aangezicht gekregen. Dit soort tegenstrijdigheden in de stukken komt de geloofwaardigheid nietten goede.

De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft het incident nog besproken met de sportinstructeur. De gang met de trap waar klager doorheen moest is zeer smal. De situatie was erg ongelukkig. De broek van de sportinstructeur bleef diverse keer aan de relinghangen. Het hoofd van klager is een aantal keren bij het afdalen van de trap per ongeluk tegen het bovenbeen van de sportinstructeur aangekomen. De sportinstructeur blijft erbij dat dit niet expres is gebeurd. Het gedrag van klagerheeft er aan bijgedragen dat zijn overbrenging naar de strafcel moeizaam is verlopen. Het voorval is met het personeel nabesproken. Er was al een zogenaamde trapprocedure en daar is nog maar eens de aandacht op gevestigd. Daarnaastis afgesproken dat het afdelingshoofd voortaan bepaalt of een les doorgaat of niet.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 40, eerste lid, Bjj is de directeur bevoegd jegens een jeugdige geweld te gebruiken dan wel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden, voor zover zulks noodzakelijk is met het oog op een drietal nader genoemdebelangen.
Het derde lid van dat artikel bepaalt dat aan het gebruik van geweld zo mogelijk een waarschuwing vooraf gaat. Degene die geweld heeft gebruikt maakt hiervan onverwijld een schriftelijk verslag en doet dit verslag onverwijld aan dedirecteur toekomen.
In de Regeling geweldsinstructie justitiële jeugdinrichtingen wordt geweld omschreven als elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken (artikel 1 onder d.). Onder het aanwenden van geweldwordt verstaan het gebruiken van geweld of het dreigen met geweld (artikel 1 onder e.).

Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen, overweegt de beroepscommissie het volgende. Vast staat dat sprake is geweest van een ongelukkige situatie die uiteindelijk is ge?scaleerd. De beroepscommissiebegrijpt dat de overbrenging van klager naar de strafcel, waarbij het nodige geweld is toegepast, erg ingrijpend voor hem moet zijn geweest. De beroepscommissie is echter van oordeel dat dit toegepaste geweld, gelet op deweigerachtige houding van klager en zijn verzet bij de overbrenging, niet disproportioneel is geweest. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, mr. A.P. van der Linden en prof. dr. N.W. Slot, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris, op 25 juni 2004

secretaris voorzitter

Naar boven