Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0583/TP, 18 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/583/TP

betreft: [klager] datum: 18 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 19 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. J.J. Jorna, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn bovengenoemde raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 19 maart 2004 verlengd tot 17 juni 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 18 december 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswegezal worden verpleegd.
Bij brief van 20 mei 2003 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 25 maart 2003 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevensopgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 8 maart 2004, uitgereikt aan klager op 15 maart 2004, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 19 maart 2004 metdrie maanden is verlengd tot 17 juni 2004. Klager is terzake op 8 maart 2004 gehoord.
Klager verbleef in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Op 28 april 2004 is klager geplaatst in de Dr. S. van Mesdagkliniek en is zijn tbs aangevangen.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager uit de hem opgelegde gevangenisstraf is 22 november 2004.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het niet tijdig aanvangen van de behandeling is in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De Staat dient er voor te zorgen dat er geen frictie tussen de benodigde en beschikbare tbs-capaciteit ontstaat. In het kader van devoorbereiding op zijn terugkeer naar de maatschappij heeft klager in de gevangenis diverse diploma’s behaald. Klager is gemotiveerd voor behandeling. Klager voldoet aan de in artikel 4 van de Regeling plaatsing veroordeeldengevangenisstraf en tbs genoemde gronden om eerder in aanmerking te komen voor plaatsing in een tbs-inrichting. Het is niet ondenkbaar dat hij als gevolg van voortgezet verblijf in de gevangenis gedrags-problemen zal ontwikkelen diezijn bereidheid om behandeling te ondergaan kunnen beïnvloeden. Ook kan verharding van zijn psychiatrische problematiek optreden. Juist om dat te voorkomen, dringt klager primair aan op plaatsing in een tbs-inrichting op kortetermijn, subsidiair preklinische interventie, meer subsidiair op duidelijkheid omtrent de plaatsingsdatum.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal ongegrond zijn. Klager is tijdig gehoord en geïnformeerd over de verlenging van de wachtermijn. Klager kon ten tijde van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting wordengeplaatst. Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aan de bestreden beslissing geen signalen omtrent detentieongeschiktheid vanuit de inrichting van verblijf ontvangen. De Minister vraagt in dat geval vooralsnog geen medischeverklaring meer op.

4. De beoordeling
Klager was ten tijde van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Ten tijde van de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in eenpenitentiaire inrichting (p.i.) ten grondslag en niet de hem tevens opgelegde tbs; deze was toen nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een zodanigepsychische conditie van klager die zodanig is dat een langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden een plaatsing met voorrang gerealiseerd teworden.
De namens klager aangevoerde omstandigheden rechtvaardigen niet een plaatsing bij voorrang boven andere wachtenden, nu deze in het algemeen voor elke wachtende zullen gelden.

Teneinde het beroep behoorlijk te kunnen beoordelen vraagt de beroepscommissie de Minister altijd, zonder onderscheid naar de status van tbs-passant of Fokkens-wachtende, om een medische verklaring omtrent detentie(on)geschiktheid.Ook in deze zaak is uitdrukkelijk om een medische verklaring gevraagd. De beroeps-commissie is immers van oordeel dat de stelling van de Minister dat niet is gebleken van signalen vanuit de inrichting van verblijf dat er sprake zouzijn van detentieongeschiktheid, gestaafd dient te worden door een medische verklaring van een externe forensische deskundige, die is gebaseerd op contact met klager en waarin inhoudelijk op de vraag van detentie(on)geschiktheidwordt ingegaan. Alleen dan wordt de beroepscommissie voldoende in staat gesteld om naar behoren te beoordelen of verder verblijf van klager in een p.i. gelet op diens psychische conditie al dan niet als verantwoord is te beschouwen.

De Minister heeft ondanks het verzoek van de beroepscommissie niet een medische verklaring opgevraagd, zodat de beroepscommissie niet in staat is te beoordelen of klager als detentie(on)geschikt dient te worden aangemerkt. Deberoepscommissie zal in dit geval aan het ontbreken hiervan geen consequenties verbinden, aangezien klager inmiddels is geplaatst in een tbs-inrichting.

De beroepscommissie houdt het ervoor dat, gelet op het hiervoor overwogene, de bestreden beslissing niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 19 maart 2004tot 28 april 2004, de datum van plaatsing in een tbs-inrichting.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 18 juni 2004

secretaris voorzitter

Naar boven