nummer: 04/1037/GV
betreft: [klager] datum: 18 juni 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 mei 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister), waarvan niet bekend is op welke datum deze aan klager is uitgereikt,
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klagers vader is ernstig ziek en is op 3 mei 2004 wel bij klager op bezoek geweest,maar dit is haast niet mogelijk meer in verband met zijn gezondheid. Het bezoek is voor klager en zijn vader erg belangrijk. Klager verzoekt om hem alsnog toestemming te geven om zijn vader (onder begeleiding) te bezoeken.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Blijkens bericht van de inrichting heeft klager op 3 mei 2004 bezoek gehad van zijn vader, gezeten in een rolstoel, in de inrichting. Hiermee zijn de gronden voorklagers verzoek komen te vervallen. In klagers beroepschrift wordt de noodzaak voor een begeleid bezoek buiten de inrichting door middel van aanvullende informatie tot op heden niet aangetoond.
3. De beoordeling
Klager is ter beschikking gesteld en verblijft als passant in de huis van bewaring-unit van de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting.
Krachtens artikel 25, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling), kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen instaat zijnde ouder, indien deze wegens medische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.
Klager heeft verzocht om hem incidenteel verlof te verlenen om zijn vader die ernstig ziek is en die hij lange tijd niet had gezien onder begeleiding te kunnen bezoeken. Nu uit de stukken blijkt dat klagers vader klager in deinrichting heeft bezocht op 3 mei 2004 staat vast dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden als vermeld in artikel 25, eerste lid, van de Regeling. Door klager zijn ook geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd, waaruit zoukunnen worden afgeleid dat er inmiddels verandering is ingetreden in de situatie van klagers vader, waardoor bezoek buiten de inrichting noodzakelijk zou zijn. De beslissing van de Minister is derhalve niet in strijd met de wet endeze kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 juni 2004
secretaris voorzitter