Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1007/GA, 25 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1007/GA

betreft: [klager] datum: 25 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 14 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van locatie De Kruisberg te Doetinchem,

gericht tegen een uitspraak d.d. 7 mei 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juni 2004, gehouden in de locatie Zwolle, is gehoord de heer [...], unit-directeur van locatie De Kruisberg.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van veertien dagen, wegens het aantreffen van een aantal verboden voorwerpen op de meermanscel die klager deeldemet een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De regel is dat gedetineerden verantwoordelijk zijn voor de celinventaris en overige spullen die zich op hun cel bevinden. Dit wordt hun medegedeeld bij het intake-gesprek. De aanwezigheid van contra-bande op een meermanscel is deverantwoordelijkheid van beide gedetineerden, want ze weten dat dit niet is toegestaan. Ook op die gezamenlijke verantwoordelijkheid zijn de gedetineerden uitdrukkelijk gewezen. In dit geval heeft klager ook nog gezegd er van op dehoogte te zijn geweest dat zich verboden spullen op cel bevonden en dat die van zijn medegedetineerde waren. Klager had dit kunnen melden bij het personeel, maar heeft dit niet gedaan. Op de cel bevindt zich een gezamenlijke kast envoor iedere gedetineerde een kluisje. De directeur weet onvoldoende van klagers celgenoot om te kunnen zeggen wat voor type dat was. Van de spullen die op de cel zijn aangetroffen, kun je weten dat die daar niet mogen zijn.Medicatie dient onmiddellijk te worden ingenomen. Doe je dat niet, dan moet de medicatie bij het personeel worden ingeleverd en kan er later om gevraagd worden. Het aangetroffen touw was niet lang genoeg om te ontsnappen, maar hetbehoort niet op cel te zijn. De gedragslijn bij de ontdekking van verboden voorwerpen door het personeel is directe inbeslagname en opmaken van een rapport. Dit rapport wordt naderhand door de directeur afgehandeld.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat gedetineerden die in een meermanscel verblijven beiden verantwoordelijk zijn voor de celinventaris en overige spullen die zich op cel bevinden. Daarop worden zij ook uitdrukkelijk gewezen. Bij hetaantreffen van verboden voorwerpen op cel is er derhalve een gezamenlijke verantwoordelijkheid en worden beide gedetineerden gestraft. In het onderhavige geval is conform deze regel gehandeld. Daar komt bij dat klager heeftaangegeven op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid van de verboden voorwerpen op cel. Gelet op het vorenstaande is de beslissing van de directeur tot het opleggen aan klager van de disciplinaire straf niet in strijd met dewet en evenmin onredelijk of onbillijk te noemen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard, de beslissing van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 25 juni 2004

secretaris voorzitter

Naar boven