Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0262/GA, 17 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/262/GA

betreft: [klager] datum: 17 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 12 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 januari 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring Demersluis te Amsterdam, welke op 5 februari 2004 aan klager is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vernederende wijze waarop klager op 15 november 2003 van mechanische middelen voorzien zou worden alvorens hij op transport kon naar het ziekenhuis.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Hij heeft zich niet beklaagd over de algemene regel, maar over de toepassing ervan. De wijze waarop klager bejegend werd, ruw en op barse toon toegesproken, heeft hij als vernederend ervaren.
Daarbij komt dat hij inmiddels uit het penitentiair ziekenhuis is ontslagen, zonder dat er adequaat onderzoek is gedaan.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager stelt in zijn beroep dat hij niet in beklag is gegaan tegen de algemene regel dat hij voorzien moest worden van mechanische middelen alvorens naar het ziekenhuis vervoerd te kunnen worden, maar tegen de feitelijke toepassinghiervan jegens hem. Hij zou toegeschreeuwd en ruw behandeld zijn, waarop hij er van heeft afgezien naar het ziekenhuis vervoerd te worden. Wat er zij van de beweerdelijk onheuse gedragingen van het personeel, één en ander levertechter geen beklagwaardige beslissing op als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Klager is mitsdien, zij het op andere gronden, niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Ten aanzien van hetgeen klager omtrent de behandeling in het penitentiair ziekenhuis heeft aangevoerd merkt de beroepscommissie op dat de beoordeling hiervan niet tot haar competentie behoort.

4. De uitspraak
De beroepscommissie bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van gronden.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 17 juni 2004

secretaris voorzitter

Naar boven