Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0174/TP, 11 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/174/TP

betreft: [klager] datum: 11 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 29 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. L.S.Th.H. Ruijters, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 april 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord.
Zijn raadsman heeft bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Bij brief van 12 mei 2004 heeft de raadsman gereageerd op het verslag van het horen ter zitting.

Namens de Minister is gehoord mevrouw drs. [...]. Mevrouw [...], medewerker van ITZ, heeft de zitting bijgewoond.
Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 7 januari 2004 verlengd tot 6 april 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 28 maart 2003 veroordeeld tot terbeschikkingstelling (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De tbs van klager is ingegaan op 12 april 2003. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verscheidene huizen van bewaring, laatstelijk het huis van bewaring (h.v.b.)Oosterhoek te Grave.
De Minister heeft het voornemen klager te plaatsen in Flevo Future, locatie Amsterdam of Utrecht. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager verblijft veel te lang in een h.v.b. alvorens te worden behandeld en vraagt zich af hoe lang dat deze situatie zal voortduren. Hij zegt intussen in zijn cel de gehele dag door te worden mishandeld door een jongen onder hem,die hem voortdurend zegt 'Je bent bang, hè; je schijt in de boks'. Het is niet om uit te houden. Een- en andermaal verklaart klager geen stemmen te horen. Het is een echte jongen. Klager is van oordeel veel te zwaar te zijn gestraftmet oplegging van tbs voor enkele zeer kleine delicten. Hij is veelvuldig van individuele begeleidingsafdeling (i.b.a.) naar i.b.a. overgeplaatst, omdat hij iedere keer die steeds onder hem geplaatste jongen wil ontvluchten. Toenhij in de bouw werkte, heeft hij een 'ruzierelatie' met die jongen gehad. Dat betekent dat je elkaar een beetje sart. Klager houdt het voor mogelijk dat die jongen hem kapot wil maken, omdat hij klager een mooie jongen vindt. Klageris de enige die die jongen hoort. De p.i.w.-ers kunnen niets doen. Momenteel krijgt klager Risperdal. Er is al van alles aan hem gegeven op het gebied van medicatie, maar de overtuiging dat die jongen hem dwars zit, blijft. Hijheeft nog niets gehoord van de inrichting, waar hij zal worden geplaatst. Hij gaat het liefst en zo snel mogelijk naar De Grote Beek, waar hij al vaker opgenomen is geweest.

In zijn reactie d.d. 12 mei 2004 op het hoorverslag heeft de raadsman nog opgemerkt dat klager achtereenvolgens gedetineerd is geweest in Grave, Vught, Amsterdam, Hoogeveen en thans weer in Grave, waaruit duidelijk blijkt dat geenvan de inrichtingen voldoende is toegerust om klagers problematiek het hoofd te kunnen bieden. Klager lijdt zichtbaar onder de situatie, aangezien zijn medicatie blijkbaar niet aanslaat. Het is dan ook noodzakelijk dat klager opkorte termijn de juiste behandeling wordt geboden.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, daar klager eerst op 21 januari 2004 is gehoord en hem de verlengingsbeslissing eerst op 4 februari 2004 is uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon ten tijde van de bestreden beslissing wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klagernegen maanden in een h.v.b. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst, nu uit informatie van de inrichting van verblijf blijkt dat klager niet agressief is, zich geen incidenten hebben voorgedaan en de situatie redelijk houdbaar is. Klagerspsychische conditie is niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt. De voorrang bij selectie, waarvan de forensisch psychiater spreekt, houdt verband met de preklinische interventie.
De gemiddelde wachttijd bedraagt thans 14 à 15 maanden. De laatste tijd verloopt de uitstroom trager en is er meer tbs opgelegd. Ingeval van de veel gevraagde plaatsing bij voorrang behoren ook andere tussentijdse trajecten zoalsplaatsing op een bijzondere zorgafdeling (b.z.a.), i.b.a. of forensische observatie- en begeleidingsafdeling (f.o.b.a.) tot de mogelijkheden. Deze maand is er een selectieronde geweest. Binnenkort wordt klager gehoord over zijnplaatsing in Flevo Future in Utrecht of Amsterdam, afhankelijk waar het eerst een bed vrijkomt. De inrichting zal vervolgens zo spoedig mogelijk met klager contact opnemen voor het starten van de preklinische interventie. Het isvaste afspraak dat deze eerst drie maanden vòòr plaatsing start. Voor Flevo Future geschiedt dit in de penitentiaire inrichtingen Vught.
Desgevraagd wordt opgemerkt dat de gronden van het veelvuldig overplaatsen van klager van de ene i.b.a. naar de andere niet bekend zijn.

4. De beoordeling
Voorzover het beroep zich richt tegen de oplegging van de tbs merkt de beroepscommissie op dat dat valt buiten de reikwijdte van dit beroep.

Klager is op 21 januari 2004 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 6 januari 2004 is verstreken. Bij brief van 21 januari 2004 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie van detbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b.was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. 12 maart 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Den Bosch blijkt dat de forensisch psychiater klager, reeds op een i.b.a. verblijvend, beperkt detentiegeschikt acht. Klager is een zeerkwetsbare jongeman met matige begaafdheid, een persoonlijkheidsstooornis met antisociale en borderline trekken, polydrugsgebruik in het verleden en een psychose NAO. Spoedige selectie is in het belang van klager, zodat reeds gestartkan worden met een voorbereidend programma.

Uit de stukken en telefonische informatie van de inrichting is gebleken dat klager sinds 28 januari 2002 is gedetineerd, op 14 juni 2002 vanuit de i.b.a. te Vught is overgeplaatst naar de i.b.a. te Grave, gevolgd door opneming in def.o.b.a. op 17 december 2002, vanwaar hij op 16 mei 2003 is overgeplaatst naar de i.b.a. te Hoogeveen om op 9 oktober 2003 te worden terugplaatst op de i.b.a. te Grave. Bij gebreke van informatie van de Minister omtrent de redenenvan het bij herhaling overplaatsen van klager van de ene i.b.a. naar de andere, onderbroken door een niet kortdurend verblijf van vijf maanden in de f.o.b.a., acht de beroepscommissie het, gelet op de psychische conditie van klager,niet onaannemelijk dat telkenmale een moeilijk houdbare situatie in de inrichting heeft geleid tot het bij herhaling overplaatsen van klager als vooromschreven. Op grond van de stukken en klagers inbreng ter zitting acht deberoepscommissie het aannemelijk dat klager ernstig psychiatrisch ziek is en zeer dringend, zonder onderbreking psychiatrische zorg nodig heeft. Het komt de beroepscommissie onwenselijk voor dat in het geval van klager gevolg wordtgegeven aan het namens de Minister gestelde beleid dat klager eerst enige psychiatrische zorg zal worden geboden op het moment dat klagers selectie voor een tbs-inrichting vast staat en drie maanden vóór plaatsing in detbs-inrichting met preklinische interventie wordt gestart.
De beroepscommissie komt tot de slotsom dat, gelet op het vorenstaande, mede tegen de achtergrond van de inhoud van de medische verklaring d.d. 12 maart 2004, de psychische conditie van klager ten tijde van het nemen van debestreden beslissing van dien aard was dat een verder verblijf in het h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd.

Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn ook op materiële grond te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager metvoorrang daadwerkelijk in Flevo Future dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de tevens op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager ook terzake een tegemoetkoming te worden geboden.

De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanigetermijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b.wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op zowel formele als materiële gronden en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
a) € 50,= en
b) € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in eentbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof.dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.L. van den Puttelaar , leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op11 juni 2004

secretaris voorzitter

nummer: 04/174/TP

betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 20 april 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker,
leden: prof.dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.L. van den Puttelaar.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E. van der Waal-van der Linden.

Gehoord is klager
Namens de Minister van Justitie is mevrouw drs. [...] gehoord.

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Klager neemt kennis van de toelichting op het beroep d.d. 19 april 2004 door mr. L.S.Th.H. Ruijters en gaat akkoord met het toezenden van het hoorverslag naar zijn raadsman teneinde deze in de gelegenheid te stellen daarop tereageren, waarna het beroep zal worden afgedaan.
Klager verblijft veel te lang in een h.v.b. alvorens te worden behandeld en vraagt zich af hoe lang deze situatie zal voortduren. Hij zegt intussen in zijn cel de gehele dag door te worden mishandeld door een jongen onder hem, diehem voortdurend zegt 'Je bent bang, hè; je schijt in de boks'. Het is niet om uit te houden. Een- en andermaal verklaart klager geen stemmen te horen. Het is een echte jongen. Klager is van oordeel veel te zwaar te zijn gestraft metoplegging van tbs voor enkele zeer kleine delicten. Hij is veelvuldig van i.b.a. naar i.b.a. overgeplaatst, omdat hij iedere keer die steeds onder hem geplaatste jongen wil ontvluchten. Toen hij in de bouw werkte, heeft hij een'ruzierelatie' met die jongen gehad. Dat betekent dat je elkaar een beetje sart. Klager houdt het voor mogelijk dat die jongen hem kapot wil maken, omdat hij klager een mooie jongen vindt. Klager is de enige die die jongen hoort. Depiw-ers kunnen niets doen. Momenteel krijgt klager Risperdal. Er is al van alles aan hem gegeven op het gebied van medicatie, maar de overtuiging dat die jongen hem dwars zit, blijft.
Hij heeft nog niets gehoord van de inrichting, waar hij zal worden geplaatst. Hij gaat het liefst en zo snel mogelijk naar De Grote Beek, waar hij al vaker opgenomen is geweest.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Materieel zal het beroep ongegrond zijn, nu de duur van de passantentermijn negen maanden bedraagt en geen dermate ernstige signalen zijn ontvangen dat klager met voorrang geplaatst dient te worden. Uit informatie uit Grave blijktdat klager niet agressief is, zich geen incidenten hebben voorgedaan en de situatie redelijk houdbaar is. De voorrang bij selectie, waarvan de forensisch psychiater spreekt, houdt verband met de preklinische interventie.
Deze maand is er een selectieronde geweest. Binnenkort wordt klager gehoord over zijn plaatsing in Flevo Future in Utrecht of Amsterdam, afhankelijk waar het eerst een bed vrijkomt. De inrichting zal vervolgens zo spoedig mogelijkmet klager contact opnemen voor het starten van de preklinische interventie. Het is vaste afspraak dat deze eerst drie maanden vóór plaatsing start. Voor Flevo Future geschiedt dit in de penitentiaire inrichtingen Vught. In elkgeval is klager onder de aandacht.
De gemiddelde wachttijd bedraagt thans 14 à 15 maanden. De laatste tijd verloopt de uitstroom trager en is er meer tbs opgelegd. Ingeval van de veel gevraagde plaatsing bij voorrang behoren ook andere tussentijdse trajecten zoalsplaatsing op een b.z.a., i.b.a. of f.o.b.a. tot de mogelijkheden.
Desgevraagd wordt opgemerkt dat de gronden van het veelvuldig overplaatsen van klager van de ene i.b.a. naar de andere niet bekend zijn.

secretaris voorzitter

Naar boven