Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0258/TP-tussenbeslissing, 10 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/258/TP-tussenbeslissing

betreft: [klager] datum: 10 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 10 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. J.P.R. Broers, namens

[...], verder te noemen klaagster,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 mei 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is klaagster gehoord, bijgestaan door haar raadsman mr. J.P.R. Broers.
Namens de Minister is gehoord mevrouw [...].
Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klaagster in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 12 februari 2004 verlengd tot 12 mei 2004.

2. Overwegingen
De Minister heeft ter zitting aangevoerd dat de Dr. Henri van der Hoevenkliniek (hierna: Van der Hoevenkliniek) klaagster een aanbod tot versnelde opname in de inrichting heeft gedaan onder voorwaarde van afbouw van methadongebruikin het huis van bewaring en dat klaagster dit aanbod, dat nog steeds zou gelden, tot twee maal toe heeft afgewezen, hetgeen door klaagster wordt ontkend.
De beroepscommissie acht het voor de beoordeling van het beroep van belang via de Minister schriftelijke inlichtingen van de Van der Hoevenkliniek te ontvangen inzake:
- het aanbod tot versnelde opname en de frequentie daarvan,
- de visie van de kliniek ten aanzien van een snelle resocialisatie, gelet op de omstandigheid dat dit bij een eerdere tbs niet goed gegaan is, en
- de prognoses voor opname indien wel of niet sprake is van afbouw van methadongebruik.

De beroepscommissie zal de behandeling van het beroep aanhouden in afwachting van de schriftelijke nadere inlichtingen van de Van der Hoevenkliniek, die worden verwacht binnen drie weken na ontvangst van de tussenbeslissing totaanhouding met het daaraan gehechte verslag door de Minister.
Zodra de beroepscommissie de gevraagde schriftelijke inlichtingen ontvangt, worden deze doorgezonden aan klaagster en haar raadsman. Afhankelijk van de inhoud van de inlichtingen zullen partijen ofwel in de gelegenheid wordengesteld daarop schriftelijk te reageren ofwel ter zitting mondeling te reageren.

3. Tussenbeslissing
De beroepscommissie houdt de beslissing op het beroep aan en stelt de Minister in de gelegenheid om binnen een termijn van drie weken na ontvangst van deze tussenbeslissing de gewenste nadere schriftelijke toelichting te geven.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. mr. C. Kelk en dr. F. Koenraadt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 juni 2004

secretaris voorzitter

nummer: 04/258/TP
betreft: [...], verder te noemen klaagster.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 18 mei 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker,
leden: prof. mr. C. Kelk en dr. F. Koenraadt.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord is klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. J.P.R. Broers.
Namens de Minister van Justitie is mevrouw [...] gehoord en was mevrouw mr. [...] als toehoorster aanwezig.

Door en namens klaagster is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Er is sprake van een bijzondere omstandigheid die maakt dat klaagster met voorrang geplaatst moet worden in een tbs-inrichting, te weten het feit dat zij in het kader van een eerder opgelegde tbs (die vier jaar heeft geduurd)gedurende twee jaar als tbs-passant in een penitentiaire inrichting heeft verbleven.
Klaagster heeft opnieuw een delict gepleegd en tbs opgelegd gekregen. Op advies van het PBC heeft de rechter aangegeven dat klaagster zo spoedig mogelijk wordt geplaatst in een tbs-inrichting. De Minister passeert dit en gaat ervan uit dat klaagster niet volledig detentieongeschikt is. Het is de vraag wat volledige detentieongeschiktheid is. De FPD heeft gevraagd om een zo spoedig mogelijke plaatsing van klaagster vanwege achteruitgang van klaagsterspsychische conditie.
Een medewerker van de Van der Hoevenkliniek heeft klaagster aangegeven dat zij in die kliniek kon worden opgenomen, mits klaagster haar methadongebruik binnen twee maanden zou hebben afgebouwd. Klaagster heeft dat niet afgewezen,maar kan onmogelijk aan die eis voldoen. Zij is sterk afhankelijk van drugs en is borderliner. Zij moet en wil daarvoor behandeld worden in een tbs-inrichting. Klaagster heeft het tot op heden gered in het huis van bewaring dankzijgebruik van methadon en anti-depressiva. Zij verblijft in een kleine groep op een bijzondere zorgafdeling, waar zij iets meer zorg krijgt. Zij zit soms 23 uur per dag op haar cel. Op bepaalde dagen kan ze twee à drie uur deelnemenaan de arbeid. Door de bezuinigingen zijn twee avondprogramma’s per week weggevallen en zal er straks misschien helemaal geen avondprogramma meer zijn. Haar achterdocht wordt in het huis van bewaring steeds erger. Het afbouwen vanmethadon in het regime van een huis van bewaring is voor haar niet haalbaar. Daar kan haar niet de hulp worden verleend die zij nodig heeft, omdat de middelen daarvoor daar niet aanwezig zijn. Zij ziet de psycholoog in het huis vanbewaring een keer in de zes maanden. Haar achterdocht wordt in het huis van bewaring te erg. Op het politiebureau heeft zij een keer een verkeerde dosis gekregen en daar is zij er bijna aan onderdoor gegaan.Tbs is niet leuk, maarklaagster heeft behandeling nodig en wil ook, zo snel mogelijk, behandeld worden. Zij heeft een kind van vier en is nu al twee jaar kwijt. Er is geen sprake van dat zij een plaatsingsaanbod van de Van der Hoevenkliniek heeftafgewezen. Zij wilde herselectie, omdat zij in een tbs-inrichting behandeld moet worden voor haar drugsverslaving en de Van der Hoevenkliniek die behandeling niet wil geven. Een medewerker van de Van der Hoevenkliniek heeft haarongeveer een maand geleden voor de tweede keer bezocht. Dit betrof een gewone intake, waarbij haar niet opnieuw een aanbod voor prebehandeling is gedaan onder de voorwaarde van afbouw van methadongebruik binnen twee maanden.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Ten tijde van de bestreden beslissing verblijft klaagster zes maanden als tbs-passant in een huis van bewaring. De Minister heeft notie genomen van de uitspraak van de rechter met betrekking tot de wenselijkheid van een zo spoedigmogelijke plaatsing van klaagster. In de praktijk is het echter in principe niet mogelijk een dergelijk advies op te volgen, gelet op het capaciteitsgebrek en de daaruit voortvloeiende lange wachtlijsten voor plaatsing. Alleen bijdetentieongeschiktheid wordt met voorrang geplaatst. Klaagster is geselecteerd voor opname in de Van der Hoevenkliniek. In de reactie van de Minister op het beroep had opgenomen moeten worden dat die kliniek na dossieronderzoek totde conclusie is gekomen dat klaagster versneld kon worden opgenomen en na een korte intramurale behandeling op een bepaalde afdeling zou kunnen doorstromen naar een rescocialisatieafdeling, echter onder de voorwaarde van deelnameaan een prebehandeling in het huis van bewaring, inhoudende afbouw van methadongebruik binnen twee maanden. Dit aanbod is klaagster twee maal gedaan (een maal vorig jaar en eenmaal op 30 maart 2004) en is beide keren door klaagsterafgewezen. Als klaagster daarvan gebruik had gemaakt, had ze nu al opgenomen kunnen zijn in de kliniek. De Van der Hoevenkliniek benadrukt dat het aanbod tot op heden nog steeds bestaat, onder dezelfde voorwaarde. Als aan die voorwaarde niet wordt voldaan, kan versnelde opname niet plaatsvinden, maar wordt klaagster op de wachtlijst van de Van der Hoevenkliniek - maar dan wel op een andere afdeling - geplaatst. Zij kan in dat geval pas worden opgenomenals een plaats vrijkomt en daarbij geldt dan niet de voorwaarde dat het methadongebruik in het huis van bewaring moet zijn afgebouwd.
Gelet op de uitgebrachte medische verklaringen en het aanbod van de Van der Hoevenkliniek tot versnelde opname zal het beroep ongegrond zijn.

De voorzitter van de beroepscommissie stelt voor dat de Minister schriftelijke inlichtingen opvraagt bij de Van der Hoevenkliniek inzake:
- het aanbod tot versnelde opname en de frequentie daarvan,
- de visie van de kliniek ten aanzien van een snelle resocialisatie, gelet op de omstandigheid dat dit bij een eerdere tbs niet goed gegaan is, en
- de prognoses voor opname indien wel of niet sprake is van afbouw van methadongebruik.

Zowel klaagster en haar raadsman als de vertegenwoordigster van de Minister kunnen zich daarin vinden.

De voorzitter van de beroepscommissie geeft aan dat de beroepscommissie de behandeling van het beroep zal aanhouden in afwachting van de schriftelijke nadere inlichtingen van de Van der Hoevenkliniek, die worden verwacht binnen drieweken na ontvangst van de tussenbeslissing tot aanhouding met het daaraan gehechte verslag door de Minister. Zodra de beroepscommissie de gevraagde schriftelijke inlichtingen ontvangt, worden deze doorgezonden aan klaagster en haarraadsman. Afhankelijk van de inhoud van de inlichtingen zullen partijen ofwel in de gelegenheid worden gesteld daarop schriftelijk te reageren ofwel ter zitting mondeling te reageren.

secretaris voorzitter

Naar boven