Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0304/TP-tussenbeslissing, 10 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/304/TP-tussenbeslissing

betreft: [klager] datum: 10 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 18 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 mei 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord. Zijn raadsman mr. J. Looman heeft ten onrechte geen uitnodiging voor het bijwonen van dezitting ontvangen.
Namens de Minister is gehoord mevrouw [...].
Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van met ingang van 5 februari 2004 verlengd tot 5 mei 2004.

2. Overwegingen
De beroepscommissie heeft de Minister schriftelijk verzocht om een verklaring van een medicus over de vraag of klager, gelet op zijn psychische gesteldheid, al dan niet geschikt is om langer in een penitentiaire inrichting teverblijven.
De Minister heeft aangegeven een dergelijke medische verklaring vooralsnog niet (langer) standaard op te vragen als de klager zowel een gevangenisstraf als tbs is opgelegd en zijn tbs nog niet is aangevangen (zogenoemdeFokkens-wachtenden), tenzij er vanuit de inrichting van verblijf signalen komen dat er sprake is van detentieongeschiktheid of afnemende detentiegeschiktheid.
De beroepscommissie vraagt de Minister altijd, zonder onderscheid naar de status van tbs-passant of Fokkens-wachtende, een medische verklaring. Ook in deze zaak is uitdrukkelijk om een medische verklaring gevraagd. Deberoepscommissie is van oordeel dat de stelling van de Minister dat niet is gebleken van signalen vanuit de inrichting van verblijf dat er sprake zou zijn van detentieongeschiktheid of afnemende detentiegeschiktheid gestaafd dientte worden door een inhoudelijke medische verklaring van een externe forensische deskundige, die mede is gebaseerd op contact met klager. Alleen dan wordt de beroepscommissie voldoende in staat gesteld om naar behoren te beoordelenof een verder verblijf van klager in een penitentiaire inrichting gelet op diens psychische conditie al dan niet als verantwoord is te beschouwen.
De Minister is bereid alsnog met spoed de noodzakelijk geachte medische verklaring op te vragen. De beroepscommissie zal thans de behandeling van het beroep aanhouden teneinde de Minister nog één keer in de gelegenheid te stellen ombinnen een termijn van vier weken na ontvangst van deze tussenbeslissing de gevraagde medische verklaring alsnog toe te zenden.
Zodra de beroepscommissie de gevraagde medische verklaring van de Minister heeft ontvangen, wordt deze doorgezonden aan klager en zijn raadsman. Afhankelijk van de inhoud van de medische verklaring zullen partijen ofwel in degelegenheid worden gesteld daarop schriftelijk te reageren ofwel ter zitting mondeling te reageren. Alsdan kan tevens door klagers raadsman worden gereageerd op het hoorverslag van deze zitting.

3. Tussenbeslissing
De beroepscommissie houdt de beslissing op het beroep aan en stelt de Minister in de gelegenheid om binnen een termijn van vier weken na ontvangst van deze tussenbeslissing de gevraagde medische verklaring alsnog toe te zenden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. mr. C. Kelk en dr. F. Koenraadt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 juni 2004

secretaris voorzitter

nummer: 04/304/TP-tussenbeslissing
betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 18 mei 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker,
leden: prof. mr. C. Kelk en dr. F. Koenraadt.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord is klager.
Namens de Minister van Justitie is mevrouw [...] gehoord en is mevrouw mr. [...] als toehoorster aanwezig.

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Hij heeft aan de Raad doorgegeven wie zijn advocaat is, maar zijn advocaat heeft geen stukken en geen uitnodiging voor de zitting ontvangen. Klager wil daarom verzoeken om aanhouding tot de volgende zitting. Hij vindt het moeilijkom zonder zijn advocaat de zitting door te laten gaan.

De voorzitter van de beroepscommissie deelt klager mee dat klagers raadsman kennelijk bij vergissing ten onrechte geen uitnodiging voor de zitting heeft ontvangen. Voorgesteld wordt te proberen de zaak nu wel ter zitting tebehandelen en de raadsman in de gelegenheid te stellen het beroep schriftelijk toe te lichten, tenzij de beroepscommissie behandeling ter latere zitting noodzakelijk acht. Klager geeft daarop aan het te zullen proberen.

De voorzitter van de beroepscommissie meldt klager dat hij als voorzitter is opgetreden van de rechtbank die het vonnis in de strafzaak van klager heeft gewezen en vraagt klager of hij er bezwaar tegen heeft dat de voorzitter deeluitmaakt van de beroepscommissie die klagers beroep tegen de verlenging van de passantentermijn behandelt. Klager geeft aan daar geen bezwaar tegen te hebben. Hij vindt het juist een voordeel dat de voorzitter zijn zaak kent.

Klager geeft aan dat hij binnen zeven dagen beroep heeft ingediend. Hij heeft op de enveloppe, waarin hij het beroepschrift heeft verzonden, het door de Minister in de bestreden beslissing genoemde postbusnummer van de Raadgeschreven. Hij heeft dat nummer niet doorgehaald.
Klager kan thans niet meer dan afwachten. Hij werkt wat en volgt een cursus sociale vaardigheidstraining. Hij wil echter zo spoedig mogelijk geplaatst worden in een tbs-inrichting en met zijn behandeling beginnen. De relatie metzijn vrouw komt steeds meer onder druk te staan. Iedere keer dat hij met haar telefoneert, knapt er een stukje van hem. Het zou al helpen als hij een datum van opname zou vernemen. Onder de huidige omstandigheden kunnen hij en zijnvrouw zich niet richten op de toekomst. Als klager eerder had geweten dat de wachttijd zo lang is, had hij harder gestreden om geen tbs te krijgen.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Uitgaande van de datum van uitreiking van de bestreden beslissing en de datum van ontvangst van het beroepschrift, zou klager te laat beroep hebben ingesteld. De Minister beschikt niet over een kopie van de enveloppe, waarin hetberoepschrift is verzonden. Gelet op de mededeling van de voorzitter van de beroepscommissie dat zich op die enveloppe een poststempel van 10 februari 2004 bevindt, alsmede dat daarop het door klager opgeschreven postbusnummer isdoorgehaald en dat op de enveloppe voorts een stempel van 17 februari 2004 is geplaatst met de aantekening “herstelpost”, kan klager wel worden ontvangen in zijn beroep.
In de door klager overgelegde stukken komt naar voren dat het wenselijk is over te gaan tot een zo spoedig mogelijke plaatsing. Dit geldt in principe voor alle wachtende passanten. In klagers geval is niet gebleken dat hij metvoorrang boven andere wachtende passanten geplaatst zou moeten worden. Vanuit de inrichting van verblijf heeft de Minister geen signalen ontvangen dat er sprake is van detentieongeschiktheid of een afnemende detentiegeschiktheid.Klager verblijft blijkens telefonische navraag op een normale afdeling en functioneert daar goed. Hij heeft zelfs een baantje.
Een medische verklaring wordt niet standaard opgevraagd, alleen als er signalen zijn dat het niet goed gaat met de betrokkene. De Minister ziet het als de verantwoordelijkheid of plicht van de inrichting het door te geven als hetniet goed gaat, zodat gekeken kan worden of er reden is voor plaatsing met voorrang.

De voorzitter van de beroepscommissie geeft aan dat de beroepscommissie de Minister altijd, zonder onderscheid naar de status van tbs-passant of Fokkens-wachtende, een medische verklaring vraagt. Ook in deze zaak is uitdrukkelijk omeen medische verklaring gevraagd aangezien naar het oordeel van de beroepscommissie de stelling dat het goed gaat met de betrokkene door een medische verklaring (van een externe forensische deskundige) bevestigd moet worden.

De Minister zal met spoed alsnog een medische verklaring ten aanzien van klager opvragen.

De voorzitter van de beroepscommissie geeft aan dat de zaak zal worden aangehouden in afwachting van een medische verklaring. Zodra de beroepscommissie de gevraagde medische verklaring van de Minister heeft ontvangen, wordt dezedoorgezonden aan klager en zijn raadsman. Afhankelijk van de inhoud van de medische verklaring zullen partijen ofwel in de gelegenheid worden gesteld daarop schriftelijk te reageren ofwel ter zitting mondeling te reageren. Alsdankan tevens door klagers raadsman worden gereageerd op het hoorverslag van deze zitting.

secretaris voorzitter

Naar boven