Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0601/GA, 10 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/601/GA
betreft: [klager] datum: 10 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 17 maart 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
De beroepscommissie heeft op 26 april 2004 aan de directeur van de locatie De Kruisberg verzocht om nadere inlichtingen. De directeur heeft bij brief d.d. 12 mei 2004 nadere inlichtingen verstrekt, welke aan klager ter kennisnemingzijn toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de overplaatsing vanuit de locatie De Kruisberg naar de locatie Ooyerhoek; en
b. het niet (direct) laten overbrengen van klagers eigendommen vanuit de locatie De Kruisberg naar de locatie Ooyerhoek.

De beklagcommissie heeft klager ten aanzien van onderdeel a van het beklag niet-ontvankelijk verklaard en het beklag voor het overige ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager verbleef in de locatie De Kruisberg te Doetinchem en werd – ondanks het door hem tegen de overplaatsingsbeslissing ingediende bezwaar – overgeplaatst naar de locatie Ooyerhoek in Zutphen. De overplaatsing vond plaats na eenbezoek aan de rechtbank in Zutphen. Tot dat moment wist klager niet dat hij feitelijk zou worden overgeplaatst. Klager heeft toen aangegeven dat zijn eigendommen nog in Doetinchem lagen, waar hij in een meerpersoonscel verbleef.Klager werd desondanks naar Zutphen overgebracht. In Zutphen heeft klager enige tijd zonder eigendommen verbleven. Pas na een week kreeg hij bezoek en kon hij, met het van het bezoek ontvangen geld, enige inkopen doen. Uiteindelijkkreeg klager na ongeveer twee weken de hem toebehorende goederen uitgereikt. Daarbij ontbraken zijn diepvriesgoederen.

De directeur van de locatie Ooyerhoek heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
De directeur van de locatie De Kruisberg heeft – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Besluiten met betrekking tot de plaatsing en overplaatsing van een gedetineerde zijn zaak van de selectiefunctionaris. Een bezwaartegen een overplaatsing moet bij de selectiefunctionaris worden ingediend. De beklagcommissie heeft daarom terecht geoordeeld dat klager niet ontvankelijk is in dat onderdeel van zijn beklag.
Klagers persoonlijke eigendommen zijn blijkens de inlichtingen van de directeur van de locatie Ooyerhoek aldaar aan klager uitgereikt. Bederfelijke waar wordt na een overplaatsing nooit meegegeven aan de vervoersdienst. Dat geldtook voor diepvriesproducten.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond wordenverklaard.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Het beklag is gericht tegen het niet volledig en niet tijdig verzenden van aan klager toebehorende goederen vanuit de locatie De Kruisberg naar de locatie Ooyerhoek. Deze klacht is gericht tegen een beslissing van de directeur vande locatie De Kruisberg. De beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek had de klacht daarom niet zelf behoren af te doen maar ter verdere behandeling moeten doorzenden aan de beklagcommissie bij de locatie De Kruisberg. Nu debeklagcommissie dit heeft nagelaten kan de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre niet in stand blijven. Om proces-economische redenen zal de beroepscommissie dit onderdeel van het beklag zelf afdoen.
Klager heeft aangegeven dat het ongeveer twee weken heeft geduurd alvorens hij de hem toebehorende goederen, op een aantal diepvriesproducten na, in de locatie Ooyerhoek heeft ontvangen. De beslissing om aan klager toebehorendebederfelijke waar, waaronder diepvriesproducten worden begrepen, niet na te zenden bij diens overplaatsing naar de locatie Ooyerhoek, is niet in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, terwijl ook niet gezegdkan worden dat die beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende omstandigheden, waaronder gerekend moet worden het door klager aangegeven tijdsverloop van twee weken, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Naar hetoordeel van de beroepscommissie is het tijdsverloop van twee weken alvorens de overige aan klager toebehorende goederen daadwerkelijk zijn overgebracht naar Zutphen niet zodanig, dat dit een gegrondverklaring van het beklag zoukunnen rechtvaardigen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient dit onderdeel van het beklag daarom ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeelb van het beklag en verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 juni 2004

secretaris voorzitter

Naar boven