Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0557/GB, 26 mei 2004, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/557/GB

Betreft: [klager] datum: 26 mei 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1942], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 maart 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, welke op 11 maart 2004 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 9 oktober 2000 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Lunettestraat te Zutphen. Op 19 maart 2004 is hij geplaatst in de gevangenis Nieuw Vosseveld, waar een regime van algehelegemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 10 februari 2001. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van zesendertig maanden en een straf van vierdagen hechtenis te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 augustus 2004. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 30 dagen alsmede twee maal drie dagen gijzeling op grondvan de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) te ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager zou graag alsnog in aanmerking willen komen voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.) met de toepassing van elektronisch toezicht (e.t.). Klager heeft een zoon van zes jaar oud en een dochter van drie jaar. Zijnzoon heeft een agressieve vorm van ADHD, waarvoor hij vanaf zijn tweede jaar onder behandeling is. Klagers zoontje bezoekt nu een speciale lagere school, welke school wordt begeleid door medici van het Radboud-ziekenhuis inNijmegen. Daar is gebleken dat klagers zoon naast ADHD ook een gedragsstoornis heeft. Namens de leiding van de school is aan klager gevraagd of hij eventueel thuis zijn zoon zou kunnen opvangen. Dat zou mogelijk zijn bij detoepassing van e.t. Klagers zoon blijft, ook op school, steeds naar zijn vader vragen. Klagers echtgenote wordt door de zorg voor hun zoon zwaar belast en de kans bestaat dat zij er aan onderdoor gaat. Dat is ook de reden dat klagerzich eerder, na een verlof, niet heeft teruggemeld bij de inrichting en ruim veertien maanden is thuisgebleven. Op dit moment is klagers echtgenote weer bijna overspannen. Zij gebruikt veel kalmeringsmiddelen en klager is bang dater, als deze situatie nog veel langer gaat duren, rare dingen gaan gebeuren. Klager is door de Sociaal Psychiatrische Dienst, de psychiater van het Radboudziekenhuis, de reclasseringswerker, de arts en de inrichtingspsycholooggeadviseerd om beroep in te stellen tegen de selectiebeslissing. Ook zij achten het van groot belang dat klager, middels deelname aan een p.p. met e.t. veel thuis kan zijn om het gezin op te vangen.
Ten aanzien van de openstaande Wahv-zaken, twee maal drie dagen gijzeling, geldt dat klager geen regeling kan treffen met het Centraal justitieel incassobureau (Cjib). Het Cjib verleent daaraan geen medewerking als men gedetineerdis. Klager heeft gehoord dat het echter sinds 1 januari 2004 mogelijk is om de inrichting te verlaten terwijl er nog openstaande boetes zijn. Klager heeft overleg gehad met de reclasseringswerker. Die heeft hem thuis bezocht enaangegeven dat e.t. in klagers geval geen problemen zou opleveren. In het kader van het p.p. zou klager 26 uren arbeid per week kunnen verrichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft een selectievoorstel ontvangen waarin klager werd voorgedragen voor p.p. met e.t. In dat advies werd aangegeven dat klager nog twee Wahv-zaken open had staan. De selectiefunctionaris heeft contactopgenomen met de inrichting en nagevraagd of er ten aanzien van die zaken een betalingsregeling was getroffen. Op grond van de gewijzigde regelgeving is deelname aan een p.p. mogelijk indien terzake van openstaande boetes eenbetalingsregeling is getroffen.
De reclassering heeft bij klager nagevraagd of er nog openstaande zaken waren en klager heeft op die vraag ontkennend geantwoord. Voorts is niet gebleken dat klager een betalingsregeling zou hebben getroffen met het Cjib. Dereclassering geeft aan dat zij het opmerkelijk vindt dat klager al eerder terzake van het transport van verdovende middelen was veroordeeld en vervolgens weer wordt veroordeeld voor een soortgelijk feit. Kennelijk zou klager het‘grote’ geld dat met dit soort feiten te verdienen valt zeer aantrekkelijk vinden. Klager maakt op de reclassering een beperkte en afhankelijke indruk. De reclassering meldt voorts dat klager weinig zicht heeft op zijn eigenhandelen. De kans op recidive wordt daarom niet uitgesloten. Uiteindelijk besluit de reclassering deelname aan een p.p. te adviseren waarbij, in afwijking van hetgeen normaal geschiedt, gedurende de volle looptijd van het programmae.t. zou moeten worden toegepast.
Gelet op het ‘zwakke’ voorstel van de reclassering en het feit dat klager niet voldoet aan de objectieve criteria voor plaatsing in een p.p. met e.t., terwijl klager zich daarnaast anderhalf jaar aan zijn detentie heeft onttrokken,heeft de selectiefunctionaris gemeend klager te moeten selecteren voor plaatsing in de gevangenis Nieuw Vosseveld. Tegen die selectiebeslissing is namens klager een bezwaarschrift ingediend door de inrichtingspsycholoog van de p.i.Achterhoek. De selectiefunctionaris heeft aan de psycholoog gemeld dat de selectiefunctionaris, indien klager een betalingsregeling zou treffen, een voorstel tot deelname aan een p.p. opnieuw in overweging zou nemen. Het bezwaar isvervolgens ongegrond verklaard. Klager is tegen die ongegrondverklaring in beroep gekomen en heeft aangevoerd dat hij op grond van zijn problematische thuissituatie in aanmerking zou moeten komen voor plaatsing in een p.p. met e.t.Klager voert daarbij aan dat het Cjib geen regeling met hem zou willen treffen. Dat is echter naar de mening van de selectiefunctionaris niet nodig. Klager kan een dergelijke regeling ook via de inrichting treffen. Klager heeftvervolgens tegenover de selectiefunctionaris aangegeven dat hij de inrichting had gemachtigd om € 10,- per week van zijn rekening-courant af te schrijven voor de betaling van de openstaande boetes. De selectiefunctionaris heeft ditgeverifieerd bij de p.i. Achterhoek. Daar gaf men aan niets te weten van een dergelijke machtiging. Omdat klager inmiddels is overgeplaatst naar de p.i. Vught heeft de selectiefunctionaris ook daar navraag gedaan. Ook daar wist menniets van een machtiging om de boetes van klager te betalen.
De selectiefunctionaris geeft nog aan dat, indien via het bureau selectie- en detentiebegeleiding van de p.i. Vught een nieuw selectievoorstel voor plaatsing in een p.p. wordt ontvangen, en in dat selectievoorstel ten minste eenbetalingsregeling ten aanzien van de openstaande boetes is opgenomen, een heroverweging zal kunnen plaatsvinden.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Nieuw Vosseveld is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De selectiefunctionaris heeft het bezwaar van klager ongegrond verklaard omdat klager niet zou voldoen aan de (objectieve) criteria die gelden voor deelname aan een p.p. nu klager nog twee openstaande Wahv-zaken heeft,waarvoor (nog) geen betalingsregeling is getroffen.

Artikel 6 van de Penitentiaire maatregel (Pm) luidde tot 1 januari 2004 – voor zover hier van belang –:
Voor deelname aan een penitentiair programma komen niet in aanmerking:
a. tot vrijheidsstraf veroordeelden ten aanzien van wie de einddatum van de detentie nog niet vast staat;
(...)

Onderdeel a van hiervoor genoemd artikel 6 van de Pm is bij besluit van 17 juli 2003 gewijzigd, welke wijziging op 1 januari 2004 in werking is getreden. Genoemd onderdeel luidt na de wijziging:
a. tot vrijheidsstraf veroordeelden ten aanzien van wie nog een andere strafvervolging is ingesteld waarbij een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel is gevorderd;
(...)

De minister heeft in de toelichting op de wijziging van dit artikel het volgende vermeld:
Uit de evaluatie van het p.p. is gebleken dat een groep gedetineerden geen toegang heeft tot het penitentiair programma omdat er nog een of meerdere vermogenssancties open staan. (...) Wanneer de betaling niet is geschied bestaat ernog kans op tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis of gijzeling op grond van de Wahv. In dat geval staat de einddatum niet vast en is deelname aan een p.p. niet mogelijk. In de groep gedetineerden waar het voorgaande het gevalis bevinden zich gedetineerden die overigens in aanmerking komen voor een penitentiair programma. Tijdens de detentie zijn de mogelijkheden om geld te verdienen om daarmee aan de vermogenssancties te voldoen beperkt. Juist in eenp.p., waar veelal bij een werkgever tegen een regulier salaris wordt gewerkt, zijn er meer mogelijkheden om geld te verdienen waarmee de sancties betaald kunnen worden. Hierin kunnen gedetineerden door de reclassering wordenbegeleid. De voorgestelde wijziging beoogt dit mogelijk te maken. Openstaande vermogenssancties zijn met deze wijziging dan ook geen belemmering meer. Overigens zal de bereidheid van de gedetineerde om de vermogenssanctie te voldoenen de reële kans daartoe wel worden betrokken bij diens selectie voor een p.p. vgl. artikel 7, derde lid, onderdeel b, Pm waarin is aangegeven dat de nakoming van afspraken een selectiecriterium is. (...)

Vast staat dat klager buiten twee openstaande boetes terzake van overtredingen van de Wahv, welke bij niet betaling kunnen worden vervangen door (telkens) drie dagen gijzeling, geen andere strafzaken open heeft staan. Dieopenstaande boetes leveren evenwel, daarbij gelet op het bepaalde in onderdeel a van artikel 6 van de Pm, geen contra-indicatie op voor deelname aan een p.p. In zoverre is er, nu klager ook overigens voldoet aan de objectieve eisenvoor deelname aan een p.p., geen belemmering voor die deelname. Nu de hoogte van die openstaande geldboetes niet van dien aard is dat dit voor klager een beletsel zou zijn om alsnog een betalingsregeling (al dan niet doortussenkomst van de inrichting) met het Cjib te treffen, zijn er geen belemmeringen om klager in aanmerking te laten komen voor een deelname aan een p.p. met e.t. Gelet daarop, moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerdebeslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken naontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 mei 2004

secretaris voorzitter

Naar boven