Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0285/TP, 2 juni 2004, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/285/TP

betreft: [klager] datum: 2 juni 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 13 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 8 januari 2004 verlengd tot en met 6 april 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 25 juli 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
Bij brief van 20 januari 2004 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf met ingang van 13 april 2003 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevensopgelegde tbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij laatstgenoemde brief, uitgereikt aan klager op 5 februari 2004, heeft de Minister klager tevens bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 8 januari2004 met drie maanden is verlengd tot en met 6 april 2004. Klager is terzake op 20 januari 2004 gehoord.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 11 december 2004. Klager verblijft in de unit 4 gevangenis BIBA te Den Haag.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers gevangenschap is niet langer te dragen en wordt onmogelijk gemaakt. Klager is geplaatst op een afdeling, waar hij aan zijn lot wordt overgelaten. Hij ontbeert extra zorg enaandacht. Volgens het b.s.d. komt hij vanaf april 2004 in aanmerking voor een uitkering, die op de rekening komt te staan van een tbs-instelling waar hij geplaatst zal worden. Klager verblijft sinds 19 december 2003 onder het momvan zijn veiligheid op de BIBA en vraagt zich af waarom deze beslissing niet eerder is genomen. Op de BIBA stonden al meer dan een half jaar drie cellen leeg. Hij is tot tweemaal toe onterecht op een reguliere afdeling geplaatst enheeft daardoor bijna negen maanden in sociale isolatie verbleven. Hij is kris kras door Nederland verplaatst en in elkaar geslagen. Klager heeft aangifte bij de politie gedaan. Het is telkens geëscaleerd. Klager is gediscrimineerd.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroepschrift is gedateerd 6 februari 2004, maar is pas op 13 februari 2004, een dag te laat, op het secretariaat ontvangen. Derhalve wordt klager niet-ontvankelijk in het beroep geacht.
Mocht de beroepscommissie tot ontvankelijkheid besluiten dan zal het beroep formeel gegrond zijn, nu klager te laat is gehoord en de verlengingsbeslissing te laat aan hem is uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aan de bestreden beslissing geen signalen omtrent detentieongeschiktheid vanuit de p.i. ontvangen. Blijkens de overgelegde medische verklaring isklager niet detentieongeschikt.

4. De beoordeling
De bestreden beslissing is op 5 februari 2004 aan klager uitgereikt. Het beroepschrift is gedateerd 6 februari 2004 en verzonden in een envelop met daarop het poststempel 6 februari 2004, welke is ontvangen op het secretariaat vande Raad op 13 februari 2004. De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het poststempel van 6 februari 2004 op de envelop, niet kan worden gesteld dat de late ontvangst van het beroepschrift op het secretariaat aan klager kanworden verweten. De beroepscommissie is van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen.

Klager is op 20 januari 2004 gehoord over de verlenging van de wachttermijn, die op 8 januari 2004 is verstreken. Bij brief d.d. 20 januari 2004 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van deMinister tot verlenging van de wachttermijn op formele gronden te worden vernietigd.
Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Klager is als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Ten tijde van de bestreden beslissing ligt de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in een p.i. ten grondslag en niet de hem tevensopgelegde tbs; deze is nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden zoals een psychischeconditie van klager die zodanig is dat langer verblijf in een p.i. medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient om die reden plaatsing met voorrang gerealiseerd te worden.

Uit de medische verklaring d.d. 2 maart 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Den Haag blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat verder verblijf in de p.i. alsonverantwoord moest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 8januari 2004 tot en met 6 april 2004.

Nu de bestreden beslissing op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfdelid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voor plaatsingin een tbs-inrichting wordt verlengd van 8 januari 2004 tot en met 6 april 2004.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 juni 2004

secretaris voorzitter

Naar boven