Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0049/GM, 25 mei 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/49/GM

betreft: [klager] datum: 25 mei 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 14 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden, locatie Noord, te ‘s-Gravenhage,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 30 december 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 april 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord. Zijn raadsvrouw mr. J. Grabowsky heeft bericht daarbij niet aanwezig te kunnen zijn.
De inrichtingsarts verbonden aan voornoemde locatie is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 11 november 2003, betreft het niet verstrekt krijgen van medicatie terzake van hoofdpijnklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Aanvankelijk verbleef hij op unit 3, waar hij behalve Lamisil, Tryptizol kreeg tegen hoofdpijn en stress. Daarna heeft hij een week in afzondering gezeten op unit 4, waar hem alleen nogeerstgenoemd middel werd verstrekt De Tryptizol, die hij het meest nodig had, kreeg hij niet langer omdat hij dat middel zou hebben opgespaard. Dit was onjuist, hij heeft terzake ook nimmer een rapport gekregen. Vervolgens werd hijovergeplaatst naar unit 2. Daar kreeg hij weer één soort pil, Lamisil, verstrekt, echter zonder dat de arts eerst met hem had gesproken. Dit vond hij onjuist. Hoewel hem door het personeel werd aangeraden om over zijn klachten en degewenste medicatie met de arts te gaan praten, heeft hij dat niet gedaan. Zijn inziens had dat toch geen zin. Ook heeft hij de medische dienst niet bezocht toen de hem wel verstrekte medicatie op raakte. Tijdens zijn verblijf indeze inrichting ging van alles mis en werd hem van alles geweigerd. Hoewel hij de medicatie eigenlijk hard nodig had, probeerde hij het vol te houden zonder enig medicijngebruik. Inmiddels verblijft hij in een geheel andereinrichting.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Na de interne overplaatsing van klager vanuit unit 3 heeft de verpleegkundige van die unittelefonisch bijzonderheden omtrent klager doorgegeven. Deze hielden in dat klager alleen nog Lamisil 1 x daags 250 mg gebruikte. De hem eerder tevens verstrekte Tryptizol had hij opgespaard op cel, reden waarom dit middel hem nietmeer is verstrekt. Overigens heeft klager zijn op schrift gestelde klachten niet aan de medische dienst kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat het middel Tryptizol, dat aan klager tijdens zijn verblijf in unit 3 kennelijk (aanvankelijk) wel werd verstrekt, een antidepressivum is waarvoor geldt dat de inname van een (veel) te grote dosisgevaarlijk kan zijn. Nu de medische dienst bij klagers inkomst op unit 2 het bericht had gekregen dat klager Tryptizol had opgespaard, kan de beslissing om hem dat middel vooralsnog niet te verstrekken, niet als onzorgvuldig wordenaangemerkt. Het had voor de hand gelegen dat klager zich omtrent zijn klachten en de daarvoor meest adequate medicatie had aangemeld voor het spreekuur van de arts, zoals hem ook dringend was geadviseerd. Nu klager dat niet heeftgedaan, kan zijn klacht over het vermeend onjuist handelen door of namens de inrichtingsarts geen doel treffen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 25mei 2004

secretaris voorzitter

Naar boven