Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0375/TA en 04/0396/TA, 24 mei 2004, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/375//TA en 04/396/TA

betreft: [klager] datum: 24 mei 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 26 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van het forensisch psychiatrisch instituut De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak d.d. 16 januari 2004 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, welke op 20 februari 2004 is ontvangen in de inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

en van een beroepschrift van klager, dat op 2 maart 2004 in een envelop waarop het poststempel 27 februari 2004 staat vermeld bij het secretariaat van de Raad is ingekomen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 maart 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting dhr. [...], juridisch medewerker. Hiervan is hetaangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voorzover in beroep van belang:
a. Het weggooien van eigendommen van klager;
b. Het zonder toestemming van klager verstrekken van informatie over klagers toestand aan zijn moeder.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en bepaald dat geen ‘schadevergoeding’ zal worden toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.
Klager wordt niet-ontvankelijk geacht, omdat hij lange tijd na de bemiddelingspoging van de maandcommissaris het beklag heeft ingediend. De maandcommissaris heeft bemiddeld in mei en juni 2003; klagers beklag is ingediend innovember 2003. Mocht de beroepscommissie klager wel ontvangen in het beklag dan wordt verzocht om het beklag ongegrond te verklaren. Uit hygiënische overwegingen zijn de betreffende eigendommen weggegooid.
Met betrekking tot onderdeel b.
Door de inrichting is met inachtneming van de geheimhoudingsplicht ex artikel 80 Rvt en artikel 457 van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst niet meer informatie aan klagers moeder verstrekt dan strikt noodzakelijkwas. Klagers recht op privacy is eveneens gerespecteerd.

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.
In mei en juni 2003 heeft klager de klacht ingediend; deze is in handen gesteld van de maandcommissaris. Omdat klager niets hoorde en geen schadevergoeding ontving, heeft hij in november 2003 wederom de klacht ingediend. Klagerseigendommen, waaronder een dure nieuwe vibrator in doos, hadden schoongemaakt kunnen worden en hadden niet weggegooid behoeven te worden. De eigendommen zijn weggegooid met toestemming van klagers moeder, maar niet met toestemmingvan klager.
Met betrekking tot onderdeel b.
Klagers moeder is geïnformeerd omtrent klagers druggebruik en was erg geschokt. Het is in de inrichting bekend dat klager niet wilde dat er informatie over hem zonder zijn toestemming aan derden, ook niet aan zijn moeder wordtverstrekt.

3. De beoordeling
Met betrekking tot het door het hoofd van de inrichting ingestelde beroep overweegt de beroepscommissie het navolgende.
Ten aanzien van onderdeel a. van het beklag:
Namens het hoofd van de inrichting is aangevoerd dat klager het beklag te laat zou hebben ingediend. De maandcommissaris heeft in mei en juni 2003 getracht te bemiddelen. Nu bericht omtrent de uitkomst van deze bemiddelingspoginguitbleef, mocht klager naar het oordeel van de beroepscommissie ervan uitgaan dat de bemiddelingsprocedure was aangehouden. Nadat klager in november 2003 kennis heeft genomen van het schrijven van de maandcommissaris heeft klagerbeklag ingediend. De beroepscommissie is van oordeel dat gelet op het voorstaande niet kan worden gesteld dat dit beklag niet tijdig zou zijn ingediend. De beklagcommissie heeft klager terecht in het beklag ontvangen.

Voor het overige overweegt de beroepscommissie dat de beklagcommissie eveneens op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal met betrekking tot dit onderdeel derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b. van het beklag:
De beroepscommissie stelt voorop dat uit artikel 80 Rvt en artikel 457, eerste lid, van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst weliswaar de verplichting volgt dat de hulpverlener er zorg voor draagt dat aan anderen dande patiënt geen inlichtingen over de patiënt worden verstrekt dan met diens toestemming, maar dat uit deze regelgeving geen geheimhoudingsrecht van de patiënt kan worden afgeleid.

Artikel 8, tweede lid, EVRM staat het openbaar gezag toe om (onder voorwaarden) inbreuk op het in artikel 8, eerste lid, EVRM opgenomen recht op privacy bij wet mogelijk te maken. De beroepscommissie is van oordeel dat hetverstrekken van informatie over klager aan zijn moeder (die verder gaat dan de vermelding dat klager niet aan de telefoon kon komen), terwijl in de inrichting bekend was dat klager dit nadrukkelijk niet wenste, een schendingoplevert van klagers recht op privacy als verwoord in artikel 8, eerste lid, EVRM. Vervolgens dient onderzocht te worden of deze inbreuk in overeenstemming is met het in artikel 8, tweede lid, EVRM gestelde. De beroepscommissie isvan oordeel dat nu voor deze inbreuk geen basis is te vinden in de Bvt en de in de inrichting geldende huisregels dit een schending oplevert van artikel 8, tweede lid, EVRM; de beroepscommissie zal het beroep van de directeur op ditonderdeel ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen, met aanvulling van de gronden.

Met betrekking tot het door klager ingestelde beroep overweegt de beroepscommissie het navolgende. Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komendegevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge decirculaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan het hoofd van de inrichting van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat het niet toekennen van een tegemoetkoming onjuist is. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie zal een tegemoetkoming vaststellen, en wel van € 20,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. drs. F.A.M. Bakker en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 mei 2004

secretaris voorzitter

nummer: 04/375/TA en 04/396/TA

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 18 maart 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: mr. drs. F.A.M. Bakker en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord zijn klager en namens het hoofd van de Rooyse Wissel [...], juridisch medewerker.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Met betrekking tot onderdeel a.
Klager wordt niet-ontvankelijk geacht, omdat hij lange tijd na de bemiddelingspoging van de maandcommissaris het beklag heeft ingediend. De maandcommissaris heeft bemiddeld in mei en juni 2003; klagers beklag is ingediend innovember 2003. Mocht de beroepscommissie klager wel ontvangen in het beklag dan wordt verzocht om het beklag ongegrond te verklaren. Uit hygiënische overwegingen zijn de betreffende eigendommen weggegooid.
Met betrekking tot onderdeel b.
Door de inrichting is met inachtneming van de geheimhoudingsplicht niet meer informatie aan klagers moeder is verstrekt dan strikt noodzakelijk was. Klagers recht op privacy is eveneens gerespecteerd.

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot onderdeel a.
In mei en juni 2003 heeft klager de klacht ingediend; deze is in handen gesteld van de maandcommissaris. Omdat klager niets hoorde en geen schadevergoeding ontving, heeft hij in november 2003 wederom de klacht ingediend. Klagerseigendommen, waaronder een dure nieuwe vibrator in doos, hadden schoongemaakt kunnen worden en hadden niet weggegooid behoeven te worden. De eigendommen zijn weggegooid met toestemming van klagers moeder, maar niet met toestemmingvan klager.
Met betrekking tot onderdeel b.
Klagers moeder is geïnformeerd omtrent klagers druggebruik en was erg geschokt. Het is in de inrichting bekend dat klager niet wilde dat er informatie over hem zonder zijn toestemming aan derden, ook niet aan zijn moeder, wordtverstrekt.

secretaris voorzitter

Naar boven