Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0444/GA, 25 mei 2004, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/444/GA

betreft: [klager] datum: 25 mei 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 4 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden, locatie Zoetermeer,

gericht tegen een uitspraak d.d. 1 maart 2004 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 mei 2004, gehouden in de locatie Zoetermeer, is gehoord namens de directeur, [...], afdelingshoofd bij de locatie Zoetermeer.

Klager, die inmiddels bij de stichting DOOR te Vlissingen verblijft en op behoorlijke wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet toestaan van verblijf buiten cel tijdens de arbeid, waaraan klager niet deel kon nemen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 5 januari 2004 is door de inrichtingsarts beslist dat klager voorlopig niet aan de arbeid kon deelnemen. Klager is nietals arbeidsongeschikt aangemerkt. Tijdens de arbeidsuren is klager ingesloten in zijn cel, omdat het personeel op dat moment bezig is met andere activiteiten op een andere afdeling. Het was ook niet mogelijk om klager tijdelijk opeen andere afdeling te plaatsen gedurende de arbeidsuren, omdat hij op een v.b.a. verbleef. Klager werd wel gedurende een kwartier uitgesloten om koffie te drinken. Klager wilde op een gegeven moment niet meer naar de arbeid, maarop de afdeling rondlopen.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit artikel 20, tweede lid, Pbw volgt dat gedetineerden die verblijven in een regime van algehele gemeenschap kunnen worden verplicht zich in hun verblijfsruimte op te houden gedurende activiteiten waaraan zij niet deelnemen.
Klager was naar het oordeel van de inrichtingsarts niet in staat om arbeid te verrichten en nam om die reden geen deel aan de arbeid. Hij is ingesloten in zijn cel, omdat het personeel van zijn afdeling tijdens de uren diegereserveerd waren voor de arbeid op een andere afdeling werkzaam was en klager in verband met het feit dat hij op de v.b.a. verbleef, ook niet tijdelijk naar een andere afdeling kon worden overgebracht.
Uit de informatie verstrekt namens de directeur is gebleken dat klager niet op de arbeidszaal wenste te verblijven, hetgeen wel tot de mogelijkheden behoorde, en verblijf op de eigen afdeling prefereerde, terwijl er op dat tijdstipgeen personeel op de afdeling aanwezig was. Het voorgaande in onderling verband en samenhang beziende, is de beroepscommissie van oordeel dat het beroep van de directeur gegrond is, de uitspraak van de beklagcommissie niet in standkan blijven en het beklag alsnog ongegrond dient te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 mei 2004

secretaris voorzitter

Naar boven