Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0480/GA, 24 mei 2004, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/480/GA

betreft: [klager] datum: 24 mei 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], demoeder van [...], hiertoe bepaaldelijk gevolmachtigd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 januari 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord, locatie Groningen, voorzover deze de vaststelling van een tegemoetkoming betreft,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 375,= vastgesteld vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de vermissing van zijn armband, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering omdat de werkelijke waarde van de armband € 750,= is. Klager heeft zich destijds akkoord verklaard met het lagere bedrag, omdat hij in deveronderstelling verkeerde dat het een voorschot betrof en het resterende bedrag later zou worden uitbetaald.

De directeur heeft, hoewel hem daarom is verzocht, zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Genoemdongemak bestond voor klager uit het niet langer hebben van zijn armband.

De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richtenaan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de toegekende tegemoetkoming juist is.
De hoogte van het toegekende bedrag wijst eerder in de richting van een (gedeeltelijke) schadevergoeding dan een tegemoetkoming. De beroepscommissie laat de beslissing in stand nu de directeur niet in beroep is gekomen.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 24 mei 2004

secretaris voorzitter

Naar boven