Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0682/GB, 18 mei 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/682/GB

Betreft: [klager] datum: 18 mei 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1969], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 maart 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek om overplaatsing naar een huis van bewaring (h.v.b.) in Rotterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 juli 2003 gedetineerd. Hij is op 14 juli 2003 als preventief gehechte in het h.v.b. te Grave geplaatst.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager voelt zich niet langer veilig in het h.v.b. te Grave omdat te veel mensen er inmiddels van op de hoogte zijn dat hij verdacht wordt van een zedendelict.
Voorts is klagers vriendin niet meer in staat de lange reis van drie uur te maken om klager te bezoeken. Hij heeft ter ondersteuning hiervan een medische verklaring van de huisarts overgelegd. Ook voor zijn familie is de reisafstandbezwaarlijk.
Hij is onder behandeling van het RIAGG in Rotterdam. Bij een overplaatsing naar Rotterdam kan hij de behandeling voortzetten.
De advocaat-generaal bij het Hof heeft ten slotte geen bezwaar tegen de overplaatsing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Vanwege het feit dat klager voor het Hof Den Bosch is ingesloten, kan niet aan zijn verzoek om overplaatsing worden voldaan. Dit omdat de transportlijnen naar het Hof zo kort mogelijk gehouden dienen te worden.
Van enige bedreiging in verband met het delict waarvan hij verdacht wordt is niet gebleken. Uit de door klager eerst in beroep overgelegde medische verklaring blijkt niet van een urgentie voor overplaatsing in verband met demedische gesteldheid van zijn vriendin.
Een soortgelijke psychische behandeling als klager onderging in Rotterdam kan hij ook krijgen in het h.v.b. te Grave.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. Hierbij is met name in aanmerking genomen dat niet aannemelijk is geworden dat klager vanwege het delict waarvan hij verdacht wordt, problemen in de vorm van bedreigingen of anderszins van zijn medegedetineerde zouhebben ondervonden. Hetgeen klager omtrent het bezoek heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen, te meer nu uit de overgelegde medische verklaring niet valt af te leiden dat klagers vriendin in het geheelniet tot reizen in staat zou zijn.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 18 mei 2004

secretaris voorzitter

Naar boven