Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0714/GB, 18 mei 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/714/GB

Betreft: [klager] datum: 18 mei 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.B.H.Welvaart, namens

[...], geboren op [1947], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 maart 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, waarvan niet bekend is wanneer deze aan klager is uitgereikt

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek om overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) te Breda afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 9 december 2003 gedetineerd. Hij is op 16 december 2003 als preventief gehechte in het h.v.b. te Vught geplaatst.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klagers echtgenote is eveneens voorlopig gedetineerd, en wel in het h.v.b. te Breda. Met name klagers kleinkind, woonachtig te Tilburg is erg gehecht aan haar grootouders en ondervindt psychische klachten door hun detentie. Zij wilze beiden graag wekelijks bezoeken. Dit verzoek wordt ondersteund door de schooldirecteur. Het is voor haar niet mogelijk op één middag naar Vught en Breda te gaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek is afgewezen, omdat de reisafstand acceptabel is. Daarbij heeft de officier van justitie negatief geadviseerd, omdat de zoon van klager, die tevens medeverdachte is, ook gedetineerd is in Breda

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, welke onder meer inhoudt dat rekening is gehouden met het negatieve advies van het openbaar ministerie omtrent het in één inrichtingplaatsen van klager en zijn zoon, is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 18 mei 2004

secretaris voorzitter

Naar boven