Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0705/SJB, 14 april 2004, schorsing
Uitspraakdatum:14-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/705/SJB

Betreft: [klager] datum: 14 april 2004

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 13 april 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomenverzoekschrift, tevens beroepschrift, met bijlagen, van

de heer [...] en mevrouw [...], ouders van [klager], verder verzoekers te noemen.

Verzoekers vragen om schorsing, met toepassing van artikel 78, vierde lid, juncto artikel 71, eerste lid, van de Bjj, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 7 april 2004, gegeven op eenbezwaarschrift tegen de voorgenomen beëindiging van de plaatsing van hun zoon in de j.j.i. De Hartelborgt te Spijkenisse.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het schriftelijke verzoek d.d. 1 april 2004 tot voortzetting van het verblijf in De Hartelborgt, alsmede van de schriftelijke reactie d.d. 13 april 2004, met bijlagen, van deselectiefunctionaris op het verzoekschrift.

1. De standpunten
Verzoekers hebben het verzoek als volgt schriftelijk toegelicht, zakelijk weergegeven.
Hun zoon [...] is op 29 juli 2003 via een spoedprocedure door toedoen van Bureau Jeugdzorg te Rotterdam op civielrechtelijke titel geplaatst in De Hartelborgt. Hij had ernstige gedragsproblemen en was thuis niet meer te handhaven.Inmiddels staat hij op de wachtlijst voor opname in De Fjord, een instelling voor orthopsychiatrische hulpverlening. Hij kan daar vermoedelijk in juli/augustus 2004 terecht. Hoewel de verwachting was gewekt dat hij tot aan dieopname in De Hartelborgt kon blijven, heeft de selectiefunctionaris aangekondigd dat hij per 17 april 2004 daar weg moet zijn. Het Bureau Jeugdzorg heeft nog geen geschikte opvangvoorziening voor hem weten te vinden. Terug naar huiskan hij niet, nu de situatie die aanleiding gaf voor de uithuisplaatsing onverminderd voortduurt. Bij plaatsing in een open opvanggelegenheid is het zeer aannemelijk dat hij zal weglopen, met grote kans dat wederom eencrisissituatie ontstaat, met alle ellende van dien. Verzocht wordt derhalve de beslissing tot het beëindigen van de plaatsing in De Hartelborgt te vernietigen en hun zoon tot aan zijn opname in De Fjord in deze j.j.i. te latenverblijven.

De selectiefunctionaris heeft in zijn schriftelijke reactie het volgende aangevoerd.
De betrokken jeugdige is op 29 juli 2003, bij wijze van gesloten crisisplaatsing, in De Hartelborgt geplaatst. Een dergelijke plaatsing duurt doorgaans zes weken, met de mogelijkheid van verlenging. Pas op 18 februari 2004 heeft hetBureau Jeugdzorg Rotterdam een eerste verlengingsverzoek ingediend. In reactie hierop is verzocht een plan van aanpak op te stellen, gericht op beëindiging van de plaatsing. Op basis van het vervolgens ontvangen plan van aanpak,waaruit niet bleek dat er een justitie-indicatie bestond, is genoemd Bureau Jeugdzorg meegedeeld dat de aanvraag voor behandeling in De Hartelborgt wordt afgewezen en dat de plaatsing aldaar per 17 april 2004 zal worden beëindigd.
Wat betreft het onderhavige schorsingsverzoek wordt opgemerkt dat dit niet-ontvankelijk is, alleen al omdat een beëindiging van een plaatsing als thans aan de orde is, niet valt onder de voor bezwaar en beroep vatbare beslissingentot plaatsing of overplaatsing zoals genoemd in artikel 18 Bjj.

2. De beoordeling
De voorzitter overweegt allereerst dat de beslissing waarop het verzoekschrift ziet, thans niet wordt tenuitvoergelegd. Dit betekent dat het schorsen van (de tenuitvoerlegging van) die beslissing niet mogelijk is.
Zij overweegt voorts dat de (voorzitter van de) beroepscommissie ingevolge de desbetreffende artikelen uit de Bjj desgevraagd kan oordelen omtrent (over)plaatsingsbeslissingen die de selectiefunctionaris heeft genomen in het kadervan de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen. Deze bevoegdheid omvat niet tevens het geven van een oordeel over die straffen of maatregelen zelve, noch over de beëindiging daarvan. Dit betekentdat, waar verzoekers hebben verzocht om schorsing van de beëindiging van een vrijheidsbenemende maatregel, de voorzitter niet bevoegd is daaromtrent een oordeel te geven, zodat zij in hun verzoek niet-ontvankelijk zullen wordenverklaard.

3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, bijgestaan door mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris op 14 april 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven