Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0237/GA, 29 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/237/GA

betreft: [klager] datum: 29 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam,

gericht tegen een uitspraak d.d. 5 februari 2004 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 april 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. D.P. Lobato, advocaat te Rotterdam, en de heer [...], directeur bij voormelde locatie.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Namens klager is schriftelijk verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet nakomen van de zorgplicht om te voorzien in de noodzakelijke kleding.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Toen klager in de inrichting aankwam had hij enkel de kleding bij zich die hij op dat moment aan had. Hij heeft toen aangegevengraag meer kleding te willen hebben. Daarop zijn medewerkers van de inrichting naar klagers huisadres gegaan om daar kleding op te halen. Daar bleken evenwel heel weinig kledingstukken voorhanden. Een groot deel van klagers kledingwas gestolen. De kleding die er nog lag is meegenomen en aan klager uitgereikt. Omdat klager over voldoende financiële middelen beschikte is aangeboden kleding voor hem aan te schaffen. Klager heeft geweigerd om op dat aanbod in tegaan omdat hij eventuele kleding eerst zelf wenste te passen. Door medewerkers is vervolgens op diverse plaatsen (markten) gezocht naar kleding voor klager. Dat is helaas niet gelukt. Het bleek moeilijk om geschikte kleding tevinden. Klager heeft een uitzonderlijk postuur. Uiteindelijk beschikte klager over voldoende kledingstukken. Mogelijk dat die kleding niet geheel voldeed aan het modebeeld en aan klagers wensen maar dat kan de inrichting niet wordenverweten.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij het op 9 april 2004 ingediende verzoek om aanhouding van de behandeling wordt, zij het thans op andere grond, volhardt. Klager wil het beroep graag zelf toelichten maar hij kan, omdat hij een afspraak heeft met de reclassering,niet ter zitting verschijnen.
Klager is van mening dat de directeur geen belang meer heeft bij het beroep en dat het beroep daarnaast te laat is ingesteld. Klager kan zich geheel vinden in de uitspraak van de beklagcommissie. Nu de directeur in beroep geennieuwe argumenten heeft aangevoerd, dient de uitspraak van de beklagcommissie te worden bevestigd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich, mede nu klagers raadsman ter zitting het woord heeft gevoerd, voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en zal het verzoek om aanhouding van de behandeling afwijzen.

Op grond van het bepaalde in artikel 44, eerste lid, van de Pbw, dient de directeur er zorg voor te dragen dat aan de gedetineerde (ondermeer) noodzakelijke kleding en schoeisel worden verstrekt dan wel dat hem voldoendegeldmiddelen ter beschikking worden gesteld om hierin naar behoren te voorzien.
Op grond van de stukken en op grond van hetgeen ter zitting van de beroepscommissie naar voren is gebracht acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat de directeur aan die in artikel 44, eerste lid, van de Pbw geformuleerdezorgplicht heeft voldaan. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager tijdens zijn verblijf in De Schie beschikt heeft over voldoende financiële middelen om zelf in zijn kledingbehoefte te voorzien, er door deinrichting kleding van klagers huisadres is gehaald, er speciaal voor klager kleding is aangekocht en door de inrichting is aangeboden - welk aanbod door klager evenwel niet is geaccepteerd - speciaal voor hem kleding aan teschaffen. Gelet op die omstandigheden komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de directeur aan de hiervoor genoemde zorgplicht van artikel 44, eerste lid, van de Pbw, heeft voldaan. Dat maakt dat de beslissing van debeklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog ongegrond dient te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep af.

Zij verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven