Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2896/TP, 23 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2896/TP

betreft: [klager] datum: 23 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 17 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 maart 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman.

Namens de Minister is gehoord drs. [...]. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 22 december 2003 verlengd tot en met 20 maart 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 10 juni 2003 ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 25 juni 2003. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing. Bij een langer verblijf van klager in het h.v.b. zijn er onvoldoende waarborgen voor klagers veiligheid. Eenlanger verblijf is funest voor wat betreft klagers psychische conditie. Getwijfeld wordt aan de verklaring van de FPD d.d. 23 februari 2004. Het is opmerkelijk dat na een telefonisch gesprek van de vertegenwoordiger van de Ministermet de psychiater van de FPD diens oordeel over klagers detentiegeschiktheid verandert van ongeschikt naar geschikt. In het PBC heeft een incident plaatsgevonden. Klager is daar op het hoofd gestoken met een schroevendraaier. Ditincident had te maken met de persoon van klager. Hij heeft te weinig voelhoorns om te detecteren dat hij anderen irriteert. Klagers moeder, die hem het beste kent, geeft in haar brief goed weer dat er sprake is van achteruitgang. Deraadsman heeft zelf ook geconstateerd dat klager vlakker wordt. Hij begint zich terug te trekken uit de groep. Klager is op de b.z.a., waar hij thans verblijft, ook bedreigd. Een medegedetineerde heeft een handdoek om zijn nekgedraaid en tegen hem gezegd dat hij de volgende zou zijn. Klager meldt het bij de bewaarder als hij bedreigd wordt, maar als 24 man zijn uitgesloten, is moeilijk in de gaten te houden wat zich aan de andere kant van de afdelingafspeelt. Klager verblijft thans op een b.z.a., maar heeft vernomen dat die wellicht zal worden opgeheven.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager tijdig is gehoord en de beslissing tijdig aan hem is uitgereikt.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden in een h.v.b.. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk enonbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie op de b.z.a. inhet h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. Blijkens de overgelegde medische verklaring d.d. 23 februari 2004 is klagers psychische conditie zodanig dat hij als relatiefdetentegeschikt dient te worden beschouwd. De eerdere medische verklaring d.d. 10 februari 2004 was niet duidelijk en om die reden is telefonisch contact opgenomen met de FPD. Uit telefonisch contact met de afdeling, waar klagerthans verblijft, blijkt dat klager een baantje heeft als hulpreiniger en wordt ervaren als een vriendelijke man. Er hebben recent geen incidenten plaatsgevonden. Klager trekt zich wel wat terug. Als de b.z.a. van verblijf wordtopgeheven, zal klager geselecteerd worden voor een andere b.z.a.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting.

Uit de medische verklaring d.d. 10 februari 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Alkmaar blijkt dat volgens het PBC-rapport van 14 mei 2003 klager verstandelijk gehandicapt is en functioneert op het ontwikkelingsniveauvan een zeven- à achtjarig kind. De mate van handicap valt in de bovenste regionen van zwakzinnigheid. Naast deze verstandelijke handicap lijdt klager sinds zijn vroege jeugd aan een aan autisme verwante stoornis, waarbij deontwikkeling van sociale vaardigheden in essentie is verstoord. Er bestaat een ernstige beperking in de wederkerige sociale interactie.
Klager dient volgens de rapporteur van de FPD dan ook te worden beschouwd als een uitermate kwetsbare man, welke kwetsbaarheid des te groter is onder detentieomstandigheden. Hij is te beschouwen als vrijwel detentieongeschikt en eenverlenging van zijn passantentijd is alleen daarom al als zeer onwenselijk te beschouwen.
De vertegenwoordiger van de Minister heeft naar aanleiding van deze verklaring telefonisch contact opgenomen met de betreffende psychiater van de F.P.D. Na dit telefonisch contact heeft de FPD d.d. 23 februari 2004 een aanvullendemedische verklaring uitgebracht, waarin de conclusie inhoudende dat klager vrijwel detentieongeschikt is en dat een verlenging van zijn passantentijd als zeer onwenselijk dient te worden beschouwd, zonder relevante nova wordtafgezwakt tot de conclusie dat voorlopig de situatie nog niet alarmerend is en klager momenteel voorlopig als relatief detentiegeschikt dient te worden beschouwd. De beroepscommissie is van oordeel dat de inhoud van het schrijvenvan klagers moeder, de incidenten die hebben plaatsgevonden in PBC en h.v.b., en klagers verklaring ter zitting de eerdere medische verklaring van de FPD d.d. 10 februari 2004 bevestigen. Gelet op laatstgenoemde stukken en debehandeling ter zitting is de beroepscommissie van oordeel dat de psychische conditie van klager ten tijde van de bestreden beslissing van dien aard was dat een verder verblijf in een h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwden dat klager bij voorrang geplaatst diende en dient te worden in een tbs-inrichting.
Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager metvoorrang daadwerkelijk in Hoeve Boschoord dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden.

De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanigetermijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b.wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden
beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in eentbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. drs. F.A.M. Bakker en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 april 2004

secretaris voorzitter

nummer: 03/2896/TP

betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 18 maart 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg,
leden: mr. drs. F.A.M. Bakker en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt.De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman.
Namens de Minister van Justitie is drs. [...].

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing. Bij een langer verblijf van klager in het h.v.b. zijn er onvoldoende waarborgen voor klagers veiligheid. Een langer verblijf is funest voor wat betreft klagers psychischeconditie. Getwijfeld wordt aan de verklaring van de FPD d.d. 23 februari 2004. Het is opmerkelijk dat na een telefonisch gesprek van de vertegenwoordiger van de Minister met de psychiater van de FPD diens oordeel over klagersdetentieongeschiktheid verandert van ongeschikt in geschikt. In het PBC heeft een incident plaatsgevonden. Klager is daar op het hoofd gestoken met een schroevendraaier. Dit incident had te maken met de persoon van klager. Hij heeftte weinig voelhoorns om te detecteren dat hij anderen irriteert. Klagers moeder, die hem het beste kent, geeft in haar brief goed weer dat er sprake is van achteruitgang. De raadsman heeft zelf ook geconstateerd dat klager vlakkerwordt. Hij begint zich terug te trekken uit de groep. Klager is op de b.z.a., waar hij thans verblijft, ook bedreigd. Een medegedetineerde heeft een handdoek om zijn nek gedraaid en tegen hem gezegd dat hij de volgende zou zijn.Klager meldt het bij de bewaarder als hij bedreigd wordt, maar als 24 man zijn uitgesloten, is moeilijk in de gaten te houden wat zich aan de andere kant van de afdeling afspeelt. Klager verblijft thans op een b.z.a., maar heeftvernomen dat die wellicht zal worden opgeheven.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn, nu klager tijdig is gehoord en de beslissing tijdig aan hem is uitgereikt.
Het beroep zal tevens materieel ongegrond zijn. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden in een h.v.b.. Een dergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk enonbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie op de b.z.a. inhet h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. Blijkens de overgelegde medische verklaring d.d. 23 februari 2004 is klagers psychische conditie zodanig dat hij als relatiefdetentegeschikt dient te worden beschouwd. De eerdere medische verklaring d.d. 10 februari 2004 was niet duidelijk en om die reden is telefonisch contact opgenomen met de FPD. Uit telefonisch contact met de afdeling, waar klagerthans verblijft, blijkt dat klager een baantje heeft als hulpreiniger en wordt ervaren als een vriendelijke man. Er hebben recent geen incidenten plaatsgevonden. Klager trekt zich wel wat terug. Als de b.z.a. van verblijf wordtopgeheven, zal klager geselecteerd worden voor een andere b.z.a.

secretaris voorzitter

Naar boven