Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0468/TP, 22 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/468/TP

betreft: [klager] datum: 22 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 8 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de beslissing d.d. 27 november 2003 van de Minister van Justitie tot verlenging van de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden had moeten zijn geplaatst, met hettijdvak van 3 december 2003 tot en met 1 maart 2004,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Ingevolge artikel 69, eerste en vierde lid, Bvt juncto artikel 58, vijfde lid, Bvt dient het beroepschrift tegen een beslissing tot verlenging van de passantentermijn uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van hetafschrift van die beslissing te worden ingediend. Een na afloop van de termijn van zeven dagen ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien blijkt dat het beroepschrift zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs van deindiener van het beroep kon worden verlangd.

Klager stelt in zijn beroepschrift d.d. 1 maart 2004, ingekomen op 8 maart 2004, dat hij niets heeft gehoord over de verlenging van zijn passantentermijn met het voormelde tijdvak, terwijl omstreeks 1 maart 2004 alweer een nieuwtijdvak van verlenging van zijn passantentermijn is aangevangen.
Uit inlichtingen van het bureau selectie en detentiebegeleiding van de individuele begeleidingsafdeling van de penitentiaire inrichting Vught te Vught is gebleken dat de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing op 2december 2003 is uitgereikt aan klager, die overigens niet voor de ontvangst daarvan heeft willen tekenen.
Vast staat derhalve dat de Minister heeft voldaan aan zijn informatieplicht en dat klager het besluit tijdig heeft ontvangen en terstond heeft kunnen kennisnemen van de verlenging van zijn passantentermijn met het onderhavigetijdvak.
Gelet op het hiervoor overwonene moet worden geoordeeld dat de wettelijke termijn voor het instellen van beroep is overschreden en dat klager heeft verzuimd het beroepschrift zo spoedig mogelijk in te dienen als redelijkerwijs vanhem kon worden verlangd. Klager dient daarom kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard in het beroep.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 22 april 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven