Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0416/GB, 22 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/416/GB
Betreft: [klager] datum: 22 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1972], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 februari 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, welke op 24 februari 2004 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep en een drietal schriftelijke stukken, bij de raad ingekomen op respectievelijk 5 maart 2004, 17 maart 2004 en 25 maart 2004, inhoudende nadere informatie tenaanzien van het beroep, afkomstig van klagers raadsman mr. P.H.W. Spoelstra, advocaat te ’s-Gravenhage,

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Veenhuizen of de gevangenis De Marwei te Leeuwarden afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 maart 1997 gedetineerd. Hij verbleef in diverse huizen van bewaring en gevangenissen. In de periode van 23 mei 2001 tot 17 april 2003 verbleef klager in de gevangenis (unit 2) van de locatie DordtsePoorten te Dordrecht. Op 17 april 2003 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Zoetermeer, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijftien jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 1 juli 1998. Aansluitend dient hij twee gevangenisstraffen van respectievelijk vier maanden en driejaar en zes maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 7 juli 2009. Aansluitend dient hij eventueel zeven dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhavingverkeersvoorschriften te ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Veenhuizen dan wel de gevangenis De Marwei als volgt toegelicht.
Indien klager geplaatst zou worden in een inrichting in de omgeving van Groningen, kunnen zijn vriendin en zijn zoontje hem vaker bezoeken. Klager heeft zijn zoontje ten gevolge van de lange reisafstand en de hoge reiskosten al driemaanden niet gezien. Indien de selectiefunctionaris de gevangenis te grootschalig acht voor klager, bestaat altijd nog de mogelijkheid van overplaatsing naar Leeuwarden. Daarover heeft de selectiefunctionaris in zijn afwijzing nietgerept.
Klagers verblijf in Zoetermeer, waar hij is geplaatst op een van de grotere vleugels, heeft nooit problemen opgeleverd. De reden om eerder voor andere inrichtingen te opteren was gelegen in de omstandigheid dat zijn relatieindertijd verbroken was. Die is thans weer hersteld. Hij heeft er dan ook groot belang bij om regelmatig bezoek te kunnen ontvangen van zijn vriendin. Klager heeft zijn vriendin voor het laatst gezien op 20 december 2003 en zij zalhem op pas 25 maart 2003 weer kunnen bezoeken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klagers detentieverleden wordt gekenmerkt door veel overplaatsingen naar inrichtingen met verschillende regimes, onder meer een BIBA en eeninrichting met een regime van beperkte gemeenschap. Onder meer om die reden is besloten hem niet over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen. De grootschaligheid van die inrichting lijkt niet geschikt te zijn voor klager. In zijnverzoek heeft klager aangegeven naar Veenhuizen of Leeuwarden overgeplaatst te willen worden vanwege de betere bezoekmogelijkheden en het kunnen volgen van een opleiding tot sportinstructeur. Deze opleiding wordt wel gegeven in degevangenis Veenhuizen maar niet in De Marwei. Desgevraagd is namens de directeur van de gevangenis Zoetermeer geadviseerd klager in verband met de betere bezoekmogelijkheden en voor het volgen van een opleiding over te plaatsen naarde gevangenis Norgerhaven. De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager, gelet op het verloop van klagers detentie en het advies van de gevangenis Zoetermeer, afgewezen. Die afwijzing is gelegen in de omstandigheid datklager in Zoetermeer bezoek kan ontvangen en ook ontvangt en de omstandigheid dat klager, blijkens de mededeling van het bureau selectie- en detentiebegeleiding van de p.i. Veenhuizen, vooralsnog niet in aanmerking komt voor eenopleiding tot sportinstructeur. Omdat klager nog niet echt lang in Zoetermeer verblijft en omdat klager in zijn verzoekschrift van 9 september 2003 heeft aangegeven te zijner tijd de bakkersopleiding in de locatie De IJssel tewillen volgen, is ook het secundaire verzoek, plaatsing in de gevangenis De Marwei, afgewezen. Klager kan, na een verblijf van ongeveer 18 maanden in Zoetermeer alsnog om overplaatsing verzoeken. In dat geval heeft dat verzoek,gelet op het tijdsverloop, een grotere kans van slagen.

4. De beoordeling
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen. Dit laatste klemttemeer omdat klager ook in Zoetermeer bezoek blijkt te ontvangen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven