Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0587/GV, 15 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:15-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/587/GV

betreft: [klager] datum: 15 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 maart 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 maart 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister), welke op 18 maart 2004 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager is verlof verleend vanuit de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.)Westlinge te Heerhugowaard. Daarna is hij overgeplaatst naar Haarlem, waar hij verlof heeft aangevraagd, maar dat is afgewezen. De onderhavige verlofaanvraag is afgewezen, omdat de selectiefunctionaris er niet van op de hoogte wasdat klagers eerdere verlofaanvraag in Haarlem al was afgewezen. Klager meent wel degelijk voor verlofverlening in aanmerking te kunnen komen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek is afgewezen omdat hij tot tweemaal toe onder invloed terugkeerde van een verlof. Het gevolg was dat klager ter herselectie is overgeplaatst vanuit de b.b.i. Westlinge naar het h.v.b. Haarlem. Klager heeft aangegevendat hij in Haarlem al een verlofaanvraag heeft ingediend, die is afgewezen. Uit de stukken blijkt dit echter niet. Mocht dit echter wel zo zijn dan is de afwijzing van de verlofaanvraag toch terecht, omdat het alcoholgebruik gelijkwordt gesteld aan harddruggebruik en plaatsing in een inrichting met verlofmogelijkheden vanuit een gesloten setting voor zes maanden onmogelijk maakt. Klager heeft duidelijk aangetoond niet met afspraken te kunnen omgaan enderhalve is de afwijzing van het verlof terecht. Door het tot tweemaal toe gebruiken van alcohol heeft hij zijn eigen glazen ingegooid en het in hem gestelde vertrouwen beschaamd. Ook heeft hij geen lering getrokken uit zijn bezoekaan de Jellinek kliniek.

D.d. 6 april 2004 is door het secretariaat telefonisch informatie ingewonnen bij het b.s.d. van de gevangenis Esserheem en is bevestigd dat dit de tweede verlofaanvraag van klager betreft in het kader van algemeen verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk drie jaar en zes maanden, zes maanden, 27 maanden en een maand, met aftrek, wegens (een poging tot) doodslag, diefstal in vereniging en oplichting. De wettelijk vroegstmogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 november 2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag in het kader van algemeen verlof. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Uit de stukken is gebleken dat klager tot tweemaal toe onder invloed van alcoholhoudende drank van (regimair) verlof is teruggekeerd. Naar aanleiding van deze incidenten is klager op 30 december 2003 ter herselectie teruggeplaatstvanuit de b.b.i. Westlinge naar het h.v.b. Haarlem.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Ministerniet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998,nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven