Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2417/GM, 8 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2417/GM

betreft: [klager] datum: 8 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 16 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 3 oktober 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager en genoemde inrichtingsarts zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk (nadere) opmerkingen te maken omtrent het beroepschrift, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het als zodanig te beschouwen ongedateerde verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, gedaan via de Raad, betreft het nalaten klager op 26 augustus 2003 de dagelijkse onderhoudsdosering van 40 mg.methadon te verstrekken

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Op de dag van zijn binnenkomst in de p.i. vanuit een politiebureau heeft klager zijn dagelijkse onderhoudsdosering methadon niet gekregen. Hij was omstreeks 15.00 uur in de p.i. en hij heeft die middag aan een verpleegkundige van demedische dienst gemeld dat hij methadon nodig had. Die avond stond zijn methadon niet klaar op de afdeling waar hij verbleef. Het personeel heeft hierover contact opgenomen met de doenstdoende arts. Vervolgens is aan klagermedegedeeld dat hij op de methadon moest wachten tot de volgende ochtend. De volgende ochtend heeft hij alsnog de methadon gekregen. Klager vindt het onjuist dat de arts hem een dag zonder methadon heeft laten zitten.

Het standpunt van de inrichtingsarts, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.
Klager is op 26 augustus 2003 in de p.i. binnengekomen met een onderhoudsdosering van 40 mg. methadon. Ten gevolge van een latere binnenkomst stond de methadon ’s avonds niet klaar en is de dosering eerst de volgende ochtend aanklager uitgereikt. Hoewel deze gang van zaken niet de standaardprocedure is, mag de latere verstrekking van de methadon geen probleem zijn, gelet op de halfwaardetijd daarvan.

3. De beoordeling
De beroepscommissie neemt het volgende in aanmerking.
Aannemelijk is dat aan klager op 26 augustus 2003 geen methadon is verstrekt, terwijl hem een onderhoudsdosering van 40 mg. methadon per dag was voorgeschreven, dat dit gegeven bij de inrichtingsarts bekend was, maar dat deverstrekking daarvan is uitgesteld tot de volgende ochtend.
Methadon is ongeveer 24 uur werkzaam en een onderhoudsbehandeling betekent dat het wenselijk is dat de dosering één maal per etmaal wordt toegediend.
Het zonder gebleken noodzaak meer dan 12 uur later dan wenselijk verstrekken van de dagelijkse dosering methadon moet worden beschouwd als een nalaten in strijd met de zorg die de inrichtingsarts in zijn hoedanigheid ten opzichtevan klager behoorde te betrachten. Het tijdstip waarop in dit geval uiteindelijk door klager zelf (nogmaals) om methadon is gevraagd maakt dit niet anders.
Dit brengt mee dat het beroep gegrond zal worden verklaard.
Nu in verband met de halfwaardetijd van methadon aannemelijk is dat klager geen lichamelijke gevolgen heeft ondervonden van het uitstel van de verstrekking is er geen reden om klager een tegemoetkoming toe te kennen en kan wordenvolstaan met de enkele constatering dat gehandeld is in strijd met de norm van artikel 28 van de Pm.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij stelt geen tegemoetkoming vast.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter, huisarts, en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 8 april 2004.

secretaris voorzitter

Naar boven