Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6885/TB, 22 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-20/6885/TB

betreft: [klager]            datum: 22 oktober 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y.H.G. van der Hut, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 12 mei 2020 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar FPC de Pompestichting te Nijmegen (hierna: de Pompestichting) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager heeft in het kader van de tenuitvoerlegging van de tbs met dwangverpleging verbleven in Hoeve Boschoord (vanaf 25 maart 2004) en vanaf 28 mei 2009 in FPC De Rooyse Wissel (hierna: De Rooyse Wissel). Klager is op 23 januari 2014 overgeplaatst naar FPA Heiloo. Op 15 juni 2017 is door de rechtbank bepaald dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd. In oktober 2017 is klager in het kader van een time-out geplaatst in De Rooyse Wissel. Op 20 februari 2018 is klager teruggeplaatst naar De Rooyse Wissel op F-RIBW De Schakel. Op 31 mei 2019 is klager in de penitentiaire inrichting Vught geplaatst op de afdeling Extra Zorg Voorziening (EZV). Bij uitspraak van 18 juni 2019 is door de rechtbank hervatting van de tbs met bevel tot verpleging gelast. Bij besluit van 14 oktober 2019 is klager geplaatst in FPC De Kijvelanden.

Op 2 april 2020 heeft klager om overplaatsing verzocht naar de Pompestichting, locatie Nijmegen.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Klager heeft lange tijd in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van zijn tbs-maatregel buiten de kliniek verbleven. De teruggang naar de kliniek en de beperkingen in zijn vrijheid die dit voor hem mee heeft gebracht, vallen klager zwaar. Vanwege deze beperkingen is het vertrouwen van klager in zijn behandelteam verslechterd. Dit, tezamen met het gevoel dat er niets met hem gebeurt qua behandelingen, maken dat hij geen vertrouwen meer heeft in een positief traject in de kliniek. Klager verblijft inmiddels negen maanden in de kliniek en hij is alleen nog maar aangemeld voor therapieën.

Het argument van verweerder dat een overplaatsing vertraging zal meebrengen voor klager kan dan ook geen doel treffen. Een overplaatsing van klager in deze beginfase van het traject levert de minste vertraging op, nu nog niet is gestart met therapieën en er geen sprake is van verlofmachtigingen.

Klager heeft geen bezwaar tegen een geringe vertraging die hij zou oplopen bij het opnieuw kennismaken in een nieuwe kliniek, omdat hij dan in elk geval in de regio verblijft waar hij wil verblijven en resocialiseren. Klager wil resocialiseren op de zorgboerderij van de heer en mevrouw O. Klager ziet hen als zijn pleegouders. Klager is daar van harte welkom, zo hebben de heer en mevrouw O. ook bevestigd aan klagers raadsvrouw. De zorgboerderij is gevestigd in Oirlo en klager zou dan ook graag geplaatst worden in een instelling dichter in de buurt van die zorgboerderij.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Uit de reactie op het overplaatsingsverzoek van Fivoor (FPC De Kijvelanden) van 28 april 2020 blijkt dat er de afgelopen periode verschillende incidenten zijn geweest, maar dat de instelling nog voldoende behandelmogelijkheden ziet voor klager. Klager is intern overgeplaatst naar de afdeling Onyx 2 en volgt daar blokken met de activiteitenbegeleidster. Er wordt toegewerkt naar een uitbreiding van zijn blokkenrooster, waarbij hij blokken buiten de afdeling zal gaan volgen. Klager is verder aangemeld voor beeldende therapie, traumabehandeling (EMDR), psychodiagnostisch onderzoek en een seksuele anamnese. De instelling geeft aan dat klager (inmiddels) is gestabiliseerd en verblijft op een afdeling die (beter) aansluit op zijn behoeften. Gezien wordt dat klagers motivatie terugloopt als hij geen (onmiddellijke) uitbreiding krijgt in zijn dagprogramma en behandeling

– vanwege bestaande interne wachtlijsten en als gevolg van de

Coronamaatregelen – hetgeen heeft geleid tot de wens om overgeplaatst te worden. Fivoor geeft in dit verband aan dat overplaatsing geen oplossing biedt voor de motivatieproblemen van klager nu de verwachting is dat ditzelfde patroon zich zal voordoen in een andere inrichting.

Ten aanzien van klagers wens tot plaatsing in de regio Nijmegen wordt opgemerkt dat zijn belang hierbij minder zwaarwegend is dan het belang bij voortzetting van het ingezette behandeltraject in Fivoor. Overplaatsing zal hoe dan ook leiden tot behandelvertraging, al was het maar omdat men klager eerst zal moeten leren kennen. Daarbij komt dat het door Fivoor behaalde behandelresultaat door overplaatsing teniet zal worden gedaan. Daarnaast moet rekening worden gehouden met bestaande wachtlijsten voor plaatsing in een andere inrichting. Tenslotte is van belang dat klager momenteel verblijft op een voor hem passende afdeling voor patiënten met een licht verstandelijke beperking (hierna: LVB-afdeling) waar hem intensieve hand-in-hand begeleiding wordt geboden door gespecialiseerd personeel. De Pompestichting beschikt niet over een dergelijke afdeling.

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en

c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Regioplaatsing is volgens het door verweerder gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van ter beschikking gestelden, maar als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Uit de reactie van Fivoor (De Kijvelanden) op het overplaatsingsverzoek komt het volgende naar voren. Klager is gediagnosticeerd met een lichte verstandelijke beperking, pedofilie van het niet-exclusieve type en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Gezien klagers diagnostiek en zijn beperkte draagkracht is het noodzakelijk dat hij verblijft op een afdeling die gespecialiseerd is in het behandelen van patiënten met een lichte verstandelijke beperking. Op deze afdeling kan intensieve hand-in-hand gerichte begeleiding worden geboden, zijn er voldoende contactmomenten met de staf en is de staf gespecialiseerd in het werken met patiënten met een licht verstandelijke beperking. Een dergelijke afdeling kent de Pompestichting niet. Daarnaast heeft klager een sterke behoefte aan duidelijkheid, voorspelbaarheid en structuur, wat op deze afdeling kan worden geboden. Klager is geplaatst op de afdeling Onyx 2, een LVB-afdeling. Op deze afdeling volgt klager blokken op de afdeling met de activiteitenbegeleidster.

Er wordt toegewerkt naar een uitbreiding van zijn blokkenrooster, waarbij hij blokken buiten de afdeling zal gaan volgen. Klager is aangemeld voor beeldende vaktherapie, traumabehandeling, psychodiagnostisch onderzoek en een seksuele anamnese.

Daarnaast is aangegeven dat zij voldoende behandeling kunnen bieden voor klagers problematiek om zo het recidivegevaar te verminderen.

Klager heeft te kennen gegeven dat hij graag overgeplaatst wenst te worden naar de Pompestichting omdat deze instelling in de buurt is van de zorgboerderij te Oirlo waar hij in de toekomst graag zou willen resocialiseren.

De beroepscommissie acht het echter niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar de Pompestichting. Klager is gezien zijn diagnostiek en beperkte draagkracht immers aangewezen op een behandeling op een afdeling die is gespecialiseerd in het behandelen van patiënten met een licht verstandelijke beperking (LVB). De Pompestichting heeft niet de beschikking over een dergelijke afdeling. Daarnaast ziet de instelling nog voldoende behandelmogelijkheden voor klager.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 22 oktober 2020.

secretaris                                voorzitter                    

Naar boven