Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0319/GB, 5 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/319/GB

Betreft: [klager] datum: 5 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 20 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1958], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 januari 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, welke op 18 februari 2004 aan klager is uitgereikt,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar unit 4 gevangenis BIBA (beveiligde individuele behandelafdeling) van de p.i. Haaglanden te ‘s-Gravenhage ongegrondverklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 13 augustus 2001 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Veenhuizen. Op 5 december 2003 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Lelystad, van waaruit hij op 19 december 2003 is overgeplaatst naar unit 4gevangenis BIBA te ‘s-Gravenhage, waar een individueel regime geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 18 december 2002 en eindigt op 11 december 2002. Aansluitend dient hij de maatregel vanterbeschikkingstelling met verpleging te ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Door zijn plaatsing in de BIBA in ’s-Gravenhage wordt klager sociaal geïsoleerd. Zijn familie en vrienden wonen allen in de omgeving van de stad Groningen. Daar komt nog bij dat een bezoekregeling met zijn zieke moeder tegengewerktwordt door de officier van justitie.
Klager is eerder tot twee maal toe op ondoordachte wijze vanaf een bijzondere zorgafdeling (BZA) naar een reguliere afdeling geplaatst. Dit is niet terecht geweest omdat men op de hoogte was van de problemen die klager heeft gehadin andere inrichtingen. Klager begrijpt niet dat hij niet naar de BIBA van de locatie De Marwei in Leeuwarden geplaatst kan worden. Nog onlangs is een andere gedetineerde, die soortgelijke problemen heeft als klager en isgedetineerd voor een soortgelijk feit als klager, vanuit de BIBA in ’s-Gravenhage overgeplaatst naar Leeuwarden.
Klager wordt in de BIBA in ’s-Gravenhage weliswaar lichamelijke veiligheid geboden maar door de medegedetineerden en het personeel wordt hij steeds weer geattendeerd op zijn strafzaak. Klager is van mening dat er in ’s-Gravenhageeen inbreuk wordt gemaakt op zijn privacy. Klager zou in de BIBA extra aandacht moeten krijgen voor zijn problemen. In de praktijk gebeurt dit niet. Het duurt tenminste veertien dagen voordat er wordt ingegaan op hulpvragen. Klageris het ook niet eens met de wijze waarop zijn detentie in de verschillende inrichtingen wordt beschreven. Klager loopt niet te koop met zijn delict. Klager heeft ook nooit willen aangeven slachtoffer van zijn delict te zijn. Hij isechter wel slachtoffer van de media en de wijze waarop hij in de diverse inrichtingen is behandeld. Klager vindt dat hij in de inrichtingen waar hij verblijft gediscrimineerd en aan zijn lot overgelaten wordt. Klager is van meningdat zijn in de artikelen 3 en 14 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden gewaarborgde rechten worden geschonden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is aanvankelijk geplaatst in de gevangenis Veenhuizen. Aldaar is hij in conflict gekomen met medegedetineerden. Er kwamen bij het personeel signalen binnen dat het geweld ten opzichte van klager, zulks in verband met het doorhem gepleegde delict, zou kunnen escaleren. Toen bleek dat klagers veiligheid onvoldoende kon worden gegarandeerd, is klager overgeplaatst naar de gevangenis Lelystad. Ook daar bleken medegedetineerden op de hoogte van het delictdat klager heeft gepleegd. In verband met klagers veiligheid is toen besloten hem andermaal over te plaatsen. Daarbij is gekozen voor plaatsing in unit 4 gevangenis BIBA in ’s-Gravenhage. Reden daarvoor was dat klager tot twee maaltoen bij een verblijf in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap in de problemen kwam in verband met het door hem gepleegde delict. Klager is veroordeeld voor een zedendelict dat regionale en landelijke bekendheidheeft gekregen. Zowel in de gevangenis Veenhuizen als in de gevangenis Lelystad kon klagers veiligheid daarom niet langer worden gewaarborgd. Gelet op een en ander moet aannemelijk worden geacht dat klager in elke regulieregevangenis problemen zal ondervinden met medegedetineerden, waardoor zijn veiligheid niet kan worden gegarandeerd. Daarom is besloten klager te plaatsen in de BIBA in ’s-Gravenhage. Deze afdeling is speciaal ingericht voor hetonderbrenging van gedetineerden die op grond van het gepleegde delict of wegens hun persoonlijkheid in andere inrichtingen moeilijk plaatsbaar zijn. De selectiefunctionaris heeft bij zijn beslissing in aanmerking genomen dat klagerdoor plaatsing in ’s-Gravenhage ver van zijn sociale omgeving wordt geplaatst. Hij is van mening dat deze omstandigheid ondergeschikt dient te zijn aan de mogelijkheid van het bieden van voldoende veiligheid aan klager. Anders danklager in zijn beroepschrift aangeeft is hij in de gelegenheid gesteld om onder begeleiding zijn moeder in Groningen te bezoeken. Hetgeen door klager met betrekking tot de plaatsing van een andere gedetineerde in de BIBA van delocatie De Marwei heeft aangevoerd, acht de selectiefunctionaris niet relevant. In dat geval was er sprake van overwegingen van geheel andere orde dan die, welke bij klagers selectie een rol hebben gespeeld.

4. De beoordeling
4.1. Unit 4 gevangenis BIBA is een gevangenis voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Artikel 5 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (van 15 augustus 2000, nr. 5042803/00/DJI) (hierna de Regeling) bepaalt dat in uitgebreid beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerdenkunnen worden geplaatst die een verhoogd vlucht- of maatschappelijk risico vormen

4.3. Een gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerdenworden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele ofbeperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven (artikel 11 van de Regeling).

4.4. De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Daarbij speelt met name een rol dat aan klager reedstijdens of aansluitend aan zijn gevangenisstraf een maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging zal worden tenuitvoergelegd, ook de omstandigheid dat klager meerdere malen in verband met de bedreiging van zijn eigenveiligheid, welke bedreigingen gerelateerd zijn aan het strafbare feit waarvoor hij is gedetineerd, moest worden overgeplaatst naar een andere inrichting is van belang. Derhalve is de beslissing klager over te plaatsen naar hetindividueel regime van unit 4 gevangenis BIBA te ‘s-Gravenhage, nu hij voldoet aan de voor die inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk aan te merken. Hetgeen klager heeftopgemerkt over zijn bezoekproblemen is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te komen.Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven