Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0398/GB, 5 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/398/GB

Betreft: [klager] datum: 5 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.E.Wielenga, advocaat te Joure, namens

[...], geboren op [1970], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 februari 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, welke op 23 februari 2004 door klager is ontvangen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing het te plaatsen in de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 8 juli 2003 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) De Marwei te Leeuwarden. Op 27 januari 2004 is hij geplaatst in de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vierentwintig maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 14 november 2003. Aansluitend dient hij in het kader van de tenuitvoerlegging van eenvoorwaardelijk opgelegde straf een gevangenisstraf van 10 maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 maart 2005.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager voldoet aan de voorwaarden voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting of afdeling. Enkel het openbaar ministerie heeft bezwaar gemaakt tegen een detentiefasering van klager. Reden voor dat bezwaar is dat klagereerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Om die reden heeft het openbaar ministerie geen vertrouwen in een goed verloop van regiemsgebonden verlof. Klager heeft evenwel eerder in beperkt beveiligde inrichtingen verbleven enook deelgenomen aan een penitentiair programma met elektronisch toezicht. Daarbij hebben zich nooit problemen voorgedaan. Klager is dan ook van mening dat de beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende is gemotiveerd. Metname wordt onvoldoende gemotiveerd waarom het vertrouwen in een goed verloop van de detentie ontbreekt indien die detentie in een beperkt beveiligde inrichting op een penitentiair programma ten uitvoer wordt gelegd.. Klager heeftgroot belang bij een plaatsing in een minder beveiligde setting. Hij heeft op dit moment intensief reclasseringscontact en zou in het kader van een penitentiair programma een agressietraining kunnen volgen. Ook heeft klager er grootbelang bij om zijn levenspartner, die al geruime tijd ernstig ziek is, te kunnen ondersteunen en begeleiden bij ziekenhuis- en doktersbezoek. Vanuit een normaal beveiligde inrichting is dit niet mogelijk. Klager verzoekt om door deberoepscommissie te worden gehoord op het beroep en hij vraagt de beroepscommissie voorts om de minister te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft op 22 december 2003 negatief beslist op het selectievoorstel van het h.v.b. De Marwei om klager in een beperkt beveiligde inrichting te plaatsen. Reden voor die afwijzing is dat klager meerdere malenterzake van geweldsmisdrijven is veroordeeld, hij een aantal malen zijn detenties heeft beëindigd via meer open inrichtingen en hij desondanks steeds weer terugvalt in het plegen van strafbare feiten. De huidige detentie ondergaatklager terzake van een geweldsdelict, in combinatie met een overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Het openbaar ministerie heeft daarom grote moeite met het opnieuw toekennen van vrijheden en, met name, met het aanbieden vanregiemsgebonden verlof. Gevreesd wordt dat klager andermaal strafbare feiten zal plegen, mogelijk tijdens (één van) die verloven. De selectiefunctionaris volgt het advies van het openbaar ministerie. Klager heeft tijdens eerderedetenties kansen gekregen om zich goed voor te bereiden op een terugkeer in de samenleving. Desondanks is heeft klager al weer vrij snel gerecidiveerd. Klager lijkt weinig te hebben geleerd van het verleden. De selectiefunctionarisis daarom van mening dat het opnieuw aanbieden van ruime mogelijkheden een grote beloning zou zijn voor klagers handel en wandel in de maatschappij. Plaatsing in een gesloten inrichting lijkt de selectiefunctionaris daarom op zijnplaats. Hij voegt daaraan nog toe dat wellicht in een later stadium, de laatste maanden van klagers detentie, gekeken kan worden naar de mogelijkheden voor het volgen van een penitentiair programma.

4. De beoordeling

4.1. Klager heeft aangegeven het beroep mondeling te willen toelichten. De beroepscommissie acht zich evenwel voldoende voorgelicht en zal het beroep daarom schriftelijk afdoen.

4.2. De gevangenis Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van allein aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, daarbij gelet op het negatieve advies van het openbaar ministerie en gelet op de omstandigheid dat klager tijdens eerderedetenties de mogelijkheid heeft gehad om zich - via plaatsing in een beperkt beveiligde setting dan wel deelname aan een penitentiair programma - voor te bereiden op een goede terugkeer in de maatschappij en desondanks binnenafzienbare tijd heeft gerecidiveerd, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau.

Hetgeen namens klager is aangevoerd omtrent klagers persoonlijke omstandigheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

Namens klager is voorts verzocht om, in geval van een gegrondverklaring, een (kortweg) kostenveroordeling van de minister. Daargelaten dat het beroep ongegrond zal worden verklaard, overweegt de beroepscommissie dat de Pbw demogelijkheid van een veroordeling van één of beide partij(en) in de kosten van de procedure niet kent. Klager had desgewenst om toevoeging van een raadsman kunnen verzoeken bij de Raad voor de Rechtsbijstand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven