Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2826/GA, 1 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:01-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 03/2826/GA

betreft: [klager] datum: 1 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 26 november 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 maart 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van de locatie Zuyder Bos is zonder bericht niet ter zitting verschenen.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught is in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het beroep te reageren, van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van twee truien na klagers overplaatsing vanuit de locatie Zuyder Bos naar de p.i. Vught.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager zit al zes jaar vast, sinds mei 1998. Hij was ontsnapt, maar weer opgepakt en in Zuyder Bos in isolatie geplaatst. Daarna is hij overgeplaatst naar Vught in het regime van beperkte gemeenschap. Zijn spullen zijn vanuit ZuyderBos naar Vught gezonden. Hij mist nog steeds twee truien. Klager heeft nagedacht hoe ze kwijt geraakt zouden kunnen zijn. Tijdens zijn ontsnapping is zijn celdeur een tijd niet op slot geweest. Misschien dat er toen jongens binnenzijn geweest die spullen van hem hebben gepakt. Op de lijsten staan vier truien aangegeven, maar dat is onjuist. Dat zijn blousen met knoopjes. De truien zijn niet nieuw, maar het is alles dat klager heeft. Hij weet nog precies hoeze er uit zien. Eén trui, die hij in 1999 van zijn ex heeft gekregen, is van het merk Nike, wit met een rode streep en gouden letters. De andere trui, die hij van zijn zus heeft gekregen, heeft een col en is effen wit. Hij heeft inVught eerst één doos met zijn spullen gekregen en enige tijd daarna nog een doos. Klager ontkent het formulier in Vught met een kruisje te hebben ondertekend. Hij denkt dat een bewaarder dat kruisje daar neer zet om te laten zienwaar je moet tekenen. Klager tekent altijd met zijn volledige achternaam. Bij eerdere overplaatsingen heeft klager geen problemen met het nazenden van zijn spullen gehad.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In de Regeling afhandeling schadegevallen d.d. 13 augustus 1993 (kenmerk 383893/93/DJI) staat in hoofdstuk 2 (Inhoud) onder 1 aanhef en b het volgende vermeld:
"Het hoofd van dienst is verantwoordelijk voor alle schade die een bewoner van de inrichting of een derde lijdt als gevolg van schadegevallen in de inrichting dan wel schadegevallen die direct verband houden met de inrichting."
In hoofdstuk 3 (Toelichting) staat bij ad 1b het volgende vermeld:
"Het hoofd van dienst draagt onder meer de verantwoordelijkheid voor:
- de schade die voor een bewoner van een inrichting voortvloeit uit de beschadiging of het zoekraken van zijn persoonlijke bezittingen tijdens zijn verblijf in de inrichting;
- de schade die ontstaat tijdens het transport van bewoners van inrichtingen danwel van goederen: vanaf het moment van aankomst van het transport in de ontvangende inrichting valt schade in beginsel volledig onderverantwoordelijkheid
van het hoofd van dienst van de ontvangende inrichting."

Voornoemde Regeling is bij brief van de minister van justitie d.d. 20 december 1996 (kenmerk 586080/96/DJI) nader toegelicht. Daarin staat (voorzover hier van belang) vermeld:
"Voor wat betreft de verantwoordelijkheid voor schadegevallen geldt de circulaire nr. 383893/93/DJI. Hierin staat omschreven dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de vracht. Na tekenen voor onvangst door de ontvangendeinrichting, gaat de verantwoordelijkheid over op deze inrichting. Klachten dienen dus afhankelijk van of wel- of niet getekend is voor ontvangst, bij de verzendende- dan wel ontvangende inrichting te worden gedeponeerd.
Blijkt dat de schade duidelijk is te wijten aan het handelen van de vrachtdienst, dan zal de betreffende inrichting dit in onderling overleg met de LVI (thans DV&O; de beroepscommissie) dienen te regelen. De betreffende inrichtingbetaalt in deze gevallen de overeengekomen schadevergoeding aan klager en vordert dit bedrag vervolgens terug van de LVI. Een klacht van een gedetineerde kan dus niet direct bij de LVI worden gedeponeerd, de klager zal normalitergeen contact hebben met de LVI."

Klager heeft zijn klacht ingediend bij de beklagcommissie bij de p.i. Vught, waar het op 18 juli 2003 is ontvangen. De beklagcommissie heeft het klaagschrift vervolgens ter behandeling doorgestuurd naar de beklagcommissie bij delocatie Zuyder Bos. De beklagrechter heeft de klacht op 26 november 2003 ongegrond verklaard.

Gelet op hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen, stelt de beroepscommissie vast dat op 24 juni 2003 vanuit de locatie Zuyder Bos twee dozen met spullen van klager naar de p.i. Vught zijn gestuurd. Uit deformulieren ingekomen goederen via de justiti?le vrachtdienst, die desgevraagd van de p.i. Vught zijn verkregen, komt naar voren dat klager in juli 2003 de inhoud van de tweede doos later verstrekt heeft gekregen dan die van deeerste doos. Op beide formulieren is getekend door de visitatiemeester van de p.i. Vught, achter het woord gedetineerde staat een kruisje, maar een handtekening van klager ontbreekt. Het vorenstaande betekent dat in de p.i. Vught isgetekend voor ontvangst van de vanuit de locatie Zuyder Bos verzonden goederen van klager en dat hiermee de verantwoordelijkheid voor die goederen is overgegaan naar de directeur van de p.i. Vught. Dat maakt dat de beklagcommissiebij de p.i. Vught, waar klager zijn klacht had ingediend, het beklag had moeten behandelen en niet de beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos. De beroepscommissie zal het beklag om redenen van doelmatigheid zelf inhoudelijkbeoordelen.

Nu de directeur van de p.i. Vught verantwoordelijk moet worden geacht voor de verzonden goederen van klager en niet is weersproken dat klager twee truien mist, wordt de directeur van de p.i. Vught verantwoordelijk gehouden voor devermissing van die truien. Dit maakt dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.

Alvorens te beslissen over het toekennen van een geldelijke tegemoetkoming zal de directeur in de gelegenheid worden gesteld daaromtrent zijn standpunt te geven.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 1 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven