Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2651/GA, 5 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2651/GA

betreft: [klager] datum: 5 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 13 november 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Kruisberg te Doetinchem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 maart 2004, gehouden in de locatie Zwolle, is klager gehoord. Klagers raadsman mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht, is niet verschenen. De directeur van de locatie De Kruisberg heeftschriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het beroep is eerder ter zitting van de beroepscommissie van 12 januari 2004 behandeld. Ter gelegenheid van die behandeling is de directeur van de locatie De Kruisberg verschenen. Van hetgeen ter zitting is behandeld is verslagopgemaakt dat zich bij de stukken bevindt. De directeur heeft in aansluiting op hetgeen ter zitting van de beroepscommissie van 12 januari 2004 is afgesproken nog nadere schriftelijke informatie ingebracht. Die nadere informatie ister kennis gebracht van klager en zijn raadsman.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in de eigen cel wegens een positieve uitslag van een urinecontrole.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager zou willen dat de behandeling van het beroep plaats vindt in aanwezigheid van zijn raadsman. Klager weet niet waarom zijn raadsman niet is verschenen. De raadsman is op de hoogte van de zitting.
Bij aanvang van zijn huidige detentie woog klager ongeveer 116 kilogram. Inmiddels is hij zes kilo afgevallen. Klager heeft vanaf het moment dat hij gedetineerd raakte op 23 juni 2003 geen verdovende middelen meer gebruikt. Voordiengebruikte hij wel regelmatig verdovende middelen. Daarom scoorde hij ook positief op de (inkomsten)urinecontrole op 5 juli 2003. Toen er op 22 augustus 2003 sporen van THC werden aangetroffen met een waarde van 64, was klagereigenlijk verbaasd dat hij daarvoor werd gesanctioneerd. Hij heeft tijdens zijn verblijf in de inrichting regelmatig aan sport gedaan, daardoor is het in klagers vetmassa opgeslagen THC mogelijk vrijgekomen. Klager begrijptoverigens niet dat zijn raadsman tegenover de beklagcommissie heeft aangegeven dat klager niet regelmatig zou sporten. Die opmerking is onjuist geweest. Klagers heeft bij de volgende urinecontroles niet meer positief gescoord.Klager heeft er alle belang bij dat hij negatieve uitslagen krijgt van de urinecontroles omdat hij graag in het verdere verloop van zijn detentie naar een (zeer) beperkt beveiligde inrichting zou willen worden overgeplaatst. Hij zaldaarom ook zeker geen verdovende middelen gebruiken.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt toegelicht als verwoord in het aan deze uitspraak gehechte verslag. Voorts heeft hij bij brief van 15 maart 2004 nog het volgende naar voren gebracht.

Een medewerker van het Deltalab, het laboratorium dat de urinemonsters voor de inrichting analyseert, heeft het volgende verklaard. Een score van 195 eenheden THC is doorgaans binnen veertien dagen afgebouwd tot onder de cut offwaarde van 50 eenheden. Veiligheidshalve wordt nog een maand extra aangehouden om geheel op safe te gaan. Als iemand die chronisch gebruikt heeft stopt met deze middelen en intensief gaat sporten, kunnen er alsnog moleculenvrijkomen. Deze zijn echter altijd zo miniem dat ze onder de cut off waarde van 50 blijven. De telefonische verklaring van die medewerker is dat er bij klager sprake is van bijgebruik. Een score van 64 eenheden op 26 augustus 2003is onverklaarbaar als er na 5 juli 2003 niet is bijgebruikt.

3. De beoordeling
Klager heeft bij gelegenheid van een urinecontrole op 5 juli 2003 positief gescoord op het gebruik van verdovende middelen (THC-waarde 165). Bij gelegenheid van een urinecontrole op 22 augustus 2003 scoorde klager andermaalpositief. Deze keer bedroeg de THC-waarde 64. Gelet op de door de directeur ingebrachte verklaring van de medewerker van het Deltalab acht de beroepscommissie aannemelijk dat klager verdovende middelen moet hebben gebruikt tijdenszijn verblijf in de inrichting. Een andere verklaring voor de op 22 augustus 2003 aangetroffen THC-resten acht de beroepscommissie, gelet op alle omstandigheden van het geval, niet aannemelijk geworden.
Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de beslissing van de directeur niet is genomen in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, terwijl de beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen –ook niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Dit maakt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.J. van Oostveen en drs. M.S.H. Ridder-Padt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven