Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2855/TP, 22 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2855/TP

betreft: [klager] datum: 22 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennis genomen van een op 12 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarin klager wacht op plaatsing in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) met ingang van 2 december 2003 verlengd tot en met 29 februari 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 26 september 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
Bij brief van 18 september 2003 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij gedurende de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf vanaf 7 maart 2003 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegdetbs en dat hij op laatstgenoemde datum in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting op een wachtlijst is geplaatst.
Bij brief van 27 november 2003, uitgereikt aan klager op 3 december 2003, heeft de Minister klager bericht dat hij nog niet geplaatst kon worden in een tbs-inrichting en dat de wachttermijn voor plaatsing met ingang van 2 december2003 met drie maanden is verlengd tot en met 29 februari 2004. Klager is terzake gehoord op 25 november 2003.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 6 maart 2004.
Klager verbleef ten tijde van het instellen van het beroep in de gevangenis Ooyerhoek te Zutphen.

3. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat hij hulp van het Bureau selectie- en detentiebegeleiding (Bsd) van de gevangenis had gevraagd voor het opstellen van het beroepschrift. Bij het uitblijven van een bezoek van de medewerkster van het Bsdheeft klager navraag bij haar gedaan en heeft zij gezegd dat hij het beroepschrift zelf moest opstellen. Dit heeft geleid tot vertraging bij het opstellen van het beroepschrift door klager zelf.
Klager heeft het beroep voorts als volgt toegelicht.
Hij kan zich niet verenigen met de verlenging van zijn passantentermijn. Hij is ongerust over de plaatsing van twee gedetineerden op één cel. Dit roept voor hem soms onnoemelijk veel spanningen op. Wat die onrust in zijn hoofdveroorzaakt kan klager niet bevatten en daardoor niet goed uitleggen.

Namens de Minister is het volgende naar voren gebracht.
Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in het beroep, omdat het beroepschrift twee dagen te laat is ingediend. Voor het geval dat de beroepscommissie tot behandeling van het beroep overgaat wordt het volgende aangevoerd.

Het beroep zal formeel gegrond zijn, omdat de schriftelijke mededeling d.d. 27 november 2003 van de bestreden verlengingsbeslissing op 3 december 2003 en derhalve niet tijdig aan klager is uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. De volgorde van plaatsing ter vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs wordt bepaald aan de handvan de plaats van betrokkene op de wachtlijst die wordt gehanteerd voor de selectie voor en de plaatsing in een tbs-inrichting. Alleen indien sprake is van een dusdanige verslechtering van de psychische conditie van betrokkene datvan detentie-ongeschiktheid moet worden gesproken, wordt actie ondernomen om plaatsing met voorrang te realiseren.
Ten aanzien van klager zijn voorafgaand aan het nemen de bestreden beslissing geen signalen omtrent detentieongeschiktheid vanuit de gevangenis Ooyerhoek ontvangen. Blijkens de overgelegde medische verklaring d.d. 21 januari 2004 ishet verantwoord om klager langer in een penitentiaire inrichting te laten verblijven. Er is derhalve geen sprake van een noodzaak ten aanzien van klager over te gaan tot een vervroegde plaatsing met voorrang in een tbs-inrichting.

4. De beoordeling
Ingevolge het bepaalde in artikel 69, vierde lid, in verbinding met het bepaalde in artikel 58, vijfde lid, van de Bvt dient het beroepschrift uiterlijk te worden ingediend op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeftgekregen van de beslissing waartegen hij beroep wenst in te stellen. Als dag van indiening geldt de dag van ontvangst op het secretariaat van de beroepscommissie of de dagtekening namens het hoofd van de inrichting aangebracht ophet beroepschrift of de envelop daarvan. Een na afloop van voormelde termijn ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest.
De beroepscommissie stelt vast dat klager op 3 december 2003 kennis heeft gekregen van de verlengingsbeslissing en het beroepschrift op 9 december 2003 heeft gedateerd, terwijl het beroepschrift op 12 december 2003 op hetsecretariaat is binnengekomen. Het beroepschrift is derhalve twee dagen te laat ingediend. De beroepscommissie is echter van oordeel dat klager in zijn beroep dient te worden ontvangen, nu klager aannemelijk heeft gemaakt dat ervertraging in het instellen van het beroep is ontstaan door een omstandigheid waarvan hem geen verwijt kan worden gemaakt en daarom redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest.

Klager is op 25 november 2003 gehoord over de verlenging van de wachttermijn, die op 2 december 2003 is verstreken. Vervolgens is hij bij brief d.d. 27 november 2003, welke op 3 december 2003 en derhalve na het verstrijken van dewachttermijn aan hem is uitgereikt, geïnformeerd over de verlenging daarvan.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Ministertot verlenging van de wachttermijn op formele grond te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Klager was ten tijde van de bestreden beslissing als gevolg van het capaciteitstekort nog niet geplaatst in een tbs-inrichting. Op dat moment lag de vrijheidsstraf aan het verblijf van klager in de gevangenis ten grondslag en nietde hem tevens opgelegde tbs; deze was nog niet aangevangen.

Het capaciteitstekort kan naar het oordeel van de beroepscommissie een grond voor uitstel van de voorgenomen vervroegde plaatsing in een tbs-inrichting vormen, tenzij blijkt dat de psychische conditie van klager zodanig is datlanger verblijf in een penitentiaire inrichting (p.i.) medisch niet verantwoord is. In dat geval is sprake van detentieongeschiktheid en dient de tbs-gestelde om die reden met voorrang in een tbs-inrichting te worden geplaatst.

Uit de medische verklaring d.d. 21 januari 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Zutphen blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat verder verblijf in een p.i. als onverantwoordmoest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de het nemen van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de wachttermijn voor plaatsing in een tbs-inrichting diende te worden verlengd van 2december 2003 tot en met 29 februari 2004.

Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 76, derde lid, PBW in verbinding met artikel 66, derde lid onder b, en artikel 69, vijfde lid,Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de wachttermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing en bepaalt derhalve dat de wachttermijn voorplaatsing in een tbs-inrichting wordt verlengd van 2 december 2003 tot en met 29 februari 2004.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,= .

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 22 maart 2004

secretaris voorzitter

Naar boven