Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2571/TA, 23 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2571/TA

betreft: [klager] datum: 23 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 7 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 oktober 2003 van de beklagcommissie bij de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 januari 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting de heer mr. [...], staffunctionaris juridischezaken. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) het klager onthouden van de waarde van de uitslag van een urinecontrole, en
b) het in strijd met het beleid sanctioneren van klager wegens een positieve uitslag van een eerste urinecontrole.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Na veertien jaar drugsgebruik is hij gestopt met blowen. Hij heeft niet na binnenkomst in de inrichting een eerste urinecontrole gehad, maar pas enige weken later. Hij is vanwege een positieve uitslag gesanctioneerd, hoewel dit deeerste urinecontrole was en hij bovendien in de inrichting niet had gerookt. Volgens het beleid dient na binnenkomst in de inrichting een urinecontrole plaats te vinden en volgt geen sanctie als sprake is van een positieve uitslag.De inrichting dient zich daaraan te houden. Zeven dagen voor zijn opname in de inrichting heeft klager in het huis van bewaring waar hij verbleef de uitslag van een urinecontrole op schrift gekregen, inhoudende een THC-waarde van220. Het desbetreffende schrijven heeft hij niet in de inrichting in zijn bezit, maar hij heeft de inrichting terzake mondeling ingelicht. Naar zijn mening moest een positieve uitslag in de inrichting nog verband houden met zijneerdere drugsgebruik in het huis van bewaring en moest de bij de urinecontrole in de inrichting gevonden waarde lager dan 220 zijn. Hem is niet meegedeeld welke waarde bij de urinecontrole in de inrichting was aangetroffen. Hetlaboratorium hoort de inrichting de gevonden waarden door te geven.
Hij heeft toch het voordeel van de twijfel gekregen, waardoor zijn moeder hem toch heeft kunnen bezoeken en het minimumregime na drie dagen is opgeheven. Hij heeft wel nadeel ondervonden wat betreft het weekendbezoek, maar dat vormtniet de reden van zijn beklag en beroep. Klager wil vastgesteld zien dat het niet goed is gegaan.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is beleid in de inrichting om de uitslag van een urinecontrole kenbaar te maken als negatief of positief. Als een verpleegde de aangetroffen waarde wil vernemen, kan hij met de coördinerend hoofdbehandelaar over de reden van hetwillen vernemen van de waarde in gesprek gaan. De coördinerend hoofdbehandelaar kent evenmin de bij een urinecontrole aangetroffen waarde. De inrichting krijgt een verzamelstaat van het laboratorium, waarop niet de aangetroffenwaarden vermeld staan, maar het kan zijn dat de medische dienst die waarden wel ontvangt.
De inrichting vindt alleen het feit dat een uitslag positief is relevant, niet de waarde van een (vorige) urinecontrole. Dit beleid wordt gevoerd om discussie over waarden en het onderduiken van urinecontroles te vermijden.
Voor de omstandigheid dat klager niet direct na binnenkomst in de inrichting een urinecontrole heeft gehad, bestaat geen speciale reden. Klager is erdoor geglipt. Klager heeft inderdaad het voordeel van de twijfel gekregen. Zijneerste bezoek mocht toch doorgaan en de plaatsing in het minimumregime is na drie dagen opgeheven.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a) van het beklag wordt het volgende overwogen.

Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de ministeriële Regeling urinecontrole verpleegden (hierna de Regeling) wordt de uitslag van het urineonderzoek bekend gemaakt indien het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen isgeconstateerd of wanneer de verpleegde daarom verzoekt.
De uitslag van het urineonderzoek houdt naar het oordeel van de beroepscommissie niet alleen de conclusie of de uitslag positief of negatief is, in, maar ook de bij dat onderzoek aangetroffen waarde die tot die conclusie leidt.

Vast staat dat klager overeenkomstig het bepaalde in onderdeel 4. van het in de inrichting geldende Urineprotocol slechts is medegedeeld dat de uitslag van zijn eerste urinecontrole positief is en dat hem ondanks zijn verzoek deaangetroffen waarde niet bekend is gemaakt. Dit is in strijd met het bepaalde in artikel 5, tweede lid, van bovenvermelde ministeriële Regeling, die van hogere orde is dan het in de inrichting geldende Urineprotocol.
Gelet hierop had klager in dit onderdeel van zijn beklag moeten worden ontvangen en dient het beklag in zoverre alsnog gegrond te worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel b) van het beklag wordt als volgt overwogen.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is aannemelijk dat klager zich heeft willen beklagen over de omstandigheid dat hij ten onrechte in zijn bewegingsvrijheid en zijn recht op bezoek is beperkt door handelen van deinrichting in strijd met het in de inrichting gevoerde beleid. Een dergelijke klacht is beklagwaardig. Daaraan doen de omstandigheden dat klager op zich tevreden is over de wijze waarop de inrichting hem tegemoet is gekomen en datklager vaststelling wenst van het feit dat het niet goed is gegaan, mede om te voorkomen dat eenzelfde fout jegens anderen wordt gemaakt, niet af.
Klager had derhalve in zijn klacht moeten worden ontvangen.

Volgens het beleid van de inrichting wordt spoedig na opname in de inrichting een eerste urinecontrole verricht en wordt een als positief gekwalificeerde uitslag niet gesanctioneerd. Niet valt immers uit te sluiten dat eendergelijke positieve uitslag verband houdt met het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen in de eerdere inrichting van verblijf.
Vast staat dat klager door een omissie van de inrichting niet spoedig na binnenkomst, maar pas ruim drie weken daarna een eerste urinecontrole heeft gehad. Naar zijn verklaring had klager zeven dagen voor zijn opname in deinrichting nog de uitslag van een in het huis van bewaring verricht urineonderzoek gekregen, inhoudende een THC-waarde van 220 m/mol. Daar hij niet in de inrichting heeft gerookt, moest de bij het urineonderzoek in de inrichtinggevonden waarde volgens klager lager zijn, wellicht zelfs negatief.
Volgens de inrichting is van de zijde van de medische dienst echter gemeld dat de kans op het vinden van sporen van drugsgebruik na drie weken onthouding uiterst gering is, reden waarom hij gesanctioneerd is.
Naar het oordeel van de beroepscommissie had klager in redelijkheid niet gesanctioneerd mogen worden, nu door de omissie van de inrichting onduidelijkheid is ontstaan over gebruik van drugs door klager in de inrichting. Dit hadvoorkomen kunnen worden door tijdig een eerste urinecontrole te doen. Klager zou dan bij een positief gewaardeerde uitslag niet zijn gesanctioneerd, omdat niet valt uit te sluiten dat een dergelijke positieve uitslag verband houdtmet het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen in de eerdere inrichting van verblijf.
Hoewel van inrichtingszijde is aangevoerd dat de kans op het vinden van sporen van drugsgebruik na drie weken onthouding uiterst gering is, kan die kans niet uitgesloten worden geacht. In dit verband is tevens van belang dat deinrichting geen openheid heeft betracht inzake de bij controle aangetroffen waarde.
Overigens is van de zijde van de inrichting erkend dat de procedure niet juist is verlopen daar klager vrij snel na het sanctioneren het voordeel van de twijfel gegeven, waarna de sancties zijn opgeheven.
Derhalve dient ook dit onderdeel van het beklag alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht onvoldoende termen aanwezig om aan klager vanwege de gegrondverklaring van beide onderdelen van het beklag een tegemoetkoming toe te kennen. Daarbij is in aanmerking genomen dat klager heeft aangegeven opzich tevreden te zijn over de wijze waarop de inrichting hem tegemoet is gekomen en hij slechts vaststelling wenst van het feit dat het niet goed is gegaan.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij acht onvoldoende termen aanwezig om klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr.drs. F.A.M. Bakker en mr.drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 februari 2004

secretaris voorzitter

nummer: 03/2571/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 15 januari 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: mr.drs. F.A.M. Bakker en mr.drs. T.A.M. Louwe.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord zijn klager, en namens het hoofd van de Dr. S. van Mesdagkliniek, de heer mr. [...], staffunctionaris juridische zaken.

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Na veertien jaar drugsgebruik is hij gestopt met blowen. Hij heeft niet na binnenkomst in de inrichting een eerste urinecontrole gehad, maar pas enige weken later. Hij is vanwege een positieve uitslag gesanctioneerd, hoewel dit deeerste urinecontrole was en hij bovendien in de inrichting niet had gerookt. Volgens het beleid dient na binnenkomst in de inrichting een urinecontrole plaats te vinden en volgt geen sanctie als sprake is van een positieve uitslag.De inrichting dient zich daaraan te houden. Zeven dagen voor zijn opname in de inrichting heeft klager in het huis van bewaring waar hij verbleef de uitslag van een urinecontrole op schrift gekregen, inhoudende een THC-waarde van220. Het desbetreffende schrijven heeft hij niet in de inrichting in zijn bezit, maar hij heeft de inrichting terzake mondeling ingelicht. Naar zijn mening moest een positieve uitslag in de inrichting nog verband houden met zijneerdere drugsgebruik in het huis van bewaring en moest de bij de urinecontrole in de inrichting gevonden waarde lager dan 220 zijn. Hem is niet meegedeeld welke waarde bij de urinecontrole in de inrichting was aangetroffen. Hetlaboratorium hoort de inrichting de gevonden waarden door te geven.
Hij heeft toch het voordeel van de twijfel gekregen, waardoor zijn moeder hem toch heeft kunnen bezoeken en het minimumregime na drie dagen is opgeheven. Hij heeft wel nadeel ondervonden wat betreft het weekendbezoek, maar dat vormtniet de reden van zijn beklag en beroep. Klager wil vastgesteld zien dat het niet goed is gegaan.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Het is beleid in de inrichting om de uitslag van een urinecontrole kenbaar te maken als negatief of positief. Als een verpleegde de aangetroffen waarde wil vernemen, kan hij met de coördinerend hoofdbehandelaar over de reden van hetwillen vernemen van de waarde in gesprek gaan. De coördinerend hoofdbehandelaar kent evenmin de bij een urinecontrole aangetroffen waarde. De inrichting krijgt een verzamelstaat van het laboratorium, waarop niet de aangetroffenwaarden vermeld staan, maar het kan zijn dat de medische dienst die waarden wel ontvangt.
De inrichting vindt alleen het feit dat een uitslag positief is relevant, niet de waarde van een (vorige) urinecontrole. Dit beleid wordt gevoerd om discussie over waarden en het onderduiken van urinecontroles te vermijden.
Voor de omstandigheid dat klager niet direct na binnenkomst in de inrichting een urinecontrole heeft gehad, bestaat geen speciale reden. Klager is erdoor geglipt. Klager heeft inderdaad het voordeel van de twijfel gekregen. Zijneerste bezoek mocht toch doorgaan en de plaatsing in het minimumregime is na drie dagen opgeheven.

secretaris voorzitter

Naar boven