Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0193/GA, 18 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/193/GA

betreft: [klager] datum: 18 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 3 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 12 januari 2004 van de beklagcommissie bij de locatie Alphen aan den Rijn, voorzover deze de vaststelling betreft dat geen tegemoetkoming wordt toegekend, welke uitspraak op 28 januari 2004 aanklager en de directeur is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming vastgesteld, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van maximaal veertien dagen,wegens de verdenking van het aanzetten van medegedetineerden tot invoer van contrabande, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Klager heeft tenminste twaalf dagen in afzondering verbleven terwijl daarvoor geen aanleiding bestond. Klagerwil voor de tijd dat hij in afzondering heeft verbleven alsnog een tegemoetkoming ontvangen.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Klager werd tijdens zijn verblijf in de locatie voortdurend verdacht van het (laten) invoeren van contrabande. Die verdenking bleek moeilijk aantoonbaar. Klager is diverse malenbetrapt op het gebruik van verdovende middelen. Klager had op de betreffende dag bezoek achter glas. Omdat de bezoekers van klager de meegebrachte contrabande niet aan klager kwijt konden, zijn zij de reguliere bezoekzaal ingelopenen hebben zij de contrabande aan een medegedetineerde van klager afgegeven. Dit laatste is door een personeelslid geconstateerd. Op zich is moeilijk vast te stellen wie de contrabande besteld heeft. In dit geval is dat welachterhaald. Teneinde klagers rol vast te stellen bij die invoer heeft het onderzoek langer geduurd. De beklagcommissie heeft evenwel onvoldoende aannemelijk geacht dat de directeur langere tijd nodig had voor dat onderzoek en hetbeklag op formele gronden gegrond verklaard. Naar de mening van de directeur had het beklag ongegrond moeten worden verklaard. Daarom acht hij een tegemoetkoming niet op zijn plaats.

3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Alsmaatstaf daarvoor kunnen dienen het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten. Genoemd ongemak bestond voor klager uit de gevolgen van een gebrekkige motivering van de maatregel inhoudende twaalf dagen verblijf in eenafzonderingscel.
Het niet toekennen van een tegemoetkoming is onjuist. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 40,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 maart 2004

secretaris voorzitter

Naar boven