Nummer R-20/6637/GB
Betreft [klager]
Datum 15 oktober 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg.
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 31 maart 2020 afgewezen.
Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Klagers raadsman, mr. R.I. Kool, heeft de gronden van dit beroep aangevuld.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager, die inmiddels de leeftijd van 66 jaar heeft bereikt, heeft – net als zijn familie – tot 2019 in het buitenland gewoond. Klagers dichtstbijzijnde familie woont in België, niet ver van de gemeente Middelburg.
Klager kan in de huidige situatie zijn bezoekrecht niet effectief uitoefenen. Hij heeft sinds 13 juli 2019 in de PI Zwolle één keer bezoek ontvangen van een kennis. Uit klagers dossier blijkt niet wanneer dit bezoek heeft plaatsgevonden. Bij een overplaatsing naar de gevangenis van de PI Middelburg zou hij één keer per maand bezoek van zijn familie kunnen ontvangen. Klager acht het van belang dat hij bezoek kan ontvangen. Het feit dat hij helemaal dan wel lange tijd verstoken is van bezoek kan een reden voor overplaatsing zijn. Klager beroept zich daarom op deze uitzonderlijke omstandigheid.
Een overplaatsing zal klager ook in staat stellen zich zo efficiënt mogelijk voor te bereiden op deelname aan faseringsactiviteiten. Klager wil op een later moment deelnemen aan een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (PP)) en is ermee bekend dat hiervoor de nodige adviezen van verschillende instanties (waaronder de reclassering en een senior casemanager) opgevraagd moeten worden. Voor de bespoediging van dit aanvraagproces is het zeer bevorderlijk als een gedetineerde hierbij in de buurt verblijft. Verweerder heeft dit aspect onvoldoende in de beoordeling van klagers verzoek betrokken.
Standpunt van verweerder
Verweerder verwijst naar de beslissing van 31 maart 2020 en heeft hierop het volgende aangevuld.
Klager heeft tijdens zijn verblijf in de PI Zwolle bezoek ontvangen van een familielid/kennis. Uit het beroepschrift wordt niet duidelijk, althans niet schriftelijk onderbouwd, dat klagers bezoek niet tot reizen in staat zou zijn. In het geval klager naar de PI Middelburg zou worden overgeplaatst, valt ook niet met zekerheid te zeggen dat klager daar wel bezoek zal ontvangen.
Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie en vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium.
Daarnaast heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) extra maatregelen getroffen om de verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen. De maatregelen hebben als doel het aantal contacten met de buitenwereld te beperken. Zo kan het risico op besmetting met het coronavirus kleiner worden gemaakt. Een besmetting binnen een inrichting van DJI zou grote gevolgen hebben voor het personeel en de justitiabelen. Het beschermen en gezond houden van personeel en justitiabelen is belangrijk.
Als gevolg van de coronamaatregelen is het niet mogelijk om bezoek te ontvangen. Klager kan na de opheffing van de coronamaatregelen een nieuw verzoek tot overplaatsing naar de PI Middelburg indienen. In de PI Zwolle kunnen dan klagers wensen en mogelijkheden opnieuw worden bekeken.
3. De beoordeling
Klager verbleef in de gevangenis van de PI Zwolle. Op 14 juli 2020 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Krimpen aan den IJssel. Klager wil worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Middelburg, omdat hij dan vaker bezoek van zijn familie kan ontvangen. Daarnaast zal een overplaatsing naar de gevangenis van de PI Middelburg klager de gelegenheid geven zich voor te bereiden op een toekomstige deelname aan een stapeltraject en zal het feit dat hij dan al in dezelfde inrichting verblijft ervoor zorgen dat het aanvraagproces spoedig verloopt.
Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. In het dossier staat geen recent vestigingsadres (anders dan de PI Zwolle) of een adres waar klager zich na zijn detentie zal vestigen. Voornoemd artikel vormt dus geen selectiecriterium voor deze zaak.
In de jurisprudentie van de beroepscommissie is bepaald dat als een gedetineerde overgeplaatst wil worden, hij daarvoor een goede reden moet hebben. De beroepscommissie begrijpt de wens van klager – nu uit het dossier blijkt dat klager weinig tot geen contacten in Nederland heeft – om dichter bij zijn familie gedetineerd te zijn. Klager heeft zijn bezoekproblemen echter op geen enkele manier toegelicht. Zo is onduidelijk van welke familieleden hij bezoek zou willen ontvangen, waar zij in België wonen en waarom zij niet naar de PI Zwolle kunnen komen en wel naar de PI Middelburg. Uit klagers registratiekaart blijkt dat hij sinds zijn relatief korte verblijf in de PI Krimpen aan den IJssel bezoek heeft ontvangen. Hij is dus niet (meer) verstoken van bezoek. Het is voorts vanuit iedere inrichting mogelijk om aan een stapeltraject deel te nemen, indien een gedetineerde daarvoor in aanmerking komt. De locatie van de ZBBI is daarbij niet van belang. Er is dan ook niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder klager had moeten overplaatsen naar de PI Middelburg.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 15 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.
secretaris voorzitter