Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4207/GA, 9 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:09-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/4207/GA

    

           

Betreft [Klager]

Datum 9 september 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen, naar de beroepscommissie begrijpt:

a.  de omstandigheid dat hij na zijn overplaatsing vanuit de locatie Hoogvliet in locatie De Schie in het basisprogramma is geplaatst;

b.  de omstandigheid dat hij in een isolatiecel is geplaatst, voor de duur van twee dagen;

c.  de omstandigheid dat hij tijdens een transport op 26 februari 2018 niet mocht plaatsnemen in de grote ruimte van de bus; en

d.  de omstandigheid dat hij door een penitentiair inrichtingswerker wordt gepest en geprovoceerd.

 

De beklagrechter bij de locatie De Schie te Rotterdam heeft op 9 juli 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a., b. en c. (S-2019-000154). De beklagrechter heeft geen oordeel gegeven over het beklag als vermeld onder d. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de locatie De Schie bij brief van 30 juli 2019 in de gelegenheid gesteld hun standpunten uiterlijk 9 augustus 2019 schriftelijk (nader) toe te lichten. Bij e-mail van 13 augustus 2019, en daarmee na het verstrijken van de schriftelijke reactietermijn, heeft mr. T. Gümüs zich gesteld als (opvolgend) raadsvrouw van klager en verzocht om toezending van de stukken. De beroepscommissie heeft de stukken aan haar toegestuurd. De raadsvrouw heeft niet verzocht om een nadere termijn voor een schriftelijke toelichting op het standpunt, maar zij heeft namens klager verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten.

 

2. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Beklag a.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat de klacht onvoldoende nauwkeurig is omschreven. De beroepscommissie overweegt in aanvulling hierop dat klager in beroep heeft aangevoerd dat hij op 25 februari 2019 vanuit de locatie Hoogvliet is overgeplaatst naar de locatie De Schie.

Nu het klaagschrift dateert van 8 maart 2019, is het beklag, gelet op het bepaalde in artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw), te laat ingediend. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van feiten of omstandigheden die maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Beklag b. en c.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag b. en c. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Beklag d.

Klager beklaagt zich er eveneens over dat hij door een medewerker van de inrichting wordt gepest en geprovoceerd. De beroepscommissie stelt vast dat de beklagrechter niet op dit onderdeel van het beklag heeft beslist. Zij zal daarom de klacht wegens proceseconomische redenen in eerste en enige aanleg afdoen. Klagers klacht ziet op de bejegening van klager door een personeelslid in de inrichting. Ingevolge artikel 60, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. De beroepscommissie is van oordeel dat de bejegening van klager in de inrichting geen door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw betreft, zodat klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag wordt verklaard.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep onder b. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag onder d.

 

 

Deze uitspraak is op 9 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. D. van der Sluis en U.P. Burke, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven