Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5801/GA, 1 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/5801/GA

 

Betreft [klager]

Datum 1 september 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen hem opgelegde maatregelen op grond van zijn status als gedetineerde met een vlucht-/ maatschappelijk risico (GVM-maatregelen) en zijn TA-status  (VU 2019/754).

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 31 december 2019 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. F.G.W.M. Huijbers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus, leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De rechtbank heeft zich, anders dan de beklagrechter overwoog, niet uitgelaten over klagers plaatsing op de Terroristen Afdeling (TA). De overweging van de beklagrechter dat de directeur voldoende blijk heeft gegeven van een eigen belangenafweging, is voorts onbegrijpelijk. Er is geen enkele individuele belangenafweging te bespeuren. Klagers belangen worden niet genoemd. Hij wil vooral graag ongestoord bezoek en communiceren met zijn ouders. De directeur is volledig afgegaan op klagers TA-status. Het is onduidelijk welke feiten en omstandigheden een rol hebben gespeeld bij toekenning van de TA-status, wanneer die status voor het laatst is vastgesteld en of die status destijds nog gold. Klager had de TA-status nog toen hij werd overgeplaatst naar de PI Achterhoek te Zutphen, maar daar zijn de maatregelen niet opgelegd.

Standpunt van de directeur

Op 30 april 2019 zijn aan klager de volgende GVM-maatregelen opgelegd: individueel bezoek met toezicht, vooraf aan het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) advies vragen over bezoekers, opnemen, afluisteren en vertalen van gesprekken met bezoek en indien nodig zenden aan het GRIP, toezicht houden op de belduur, opnemen, afluisteren en vertalen van telefoongesprekken en indien nodig zenden aan het GRIP en inhoudelijke controle en kopiëren van post en indien nodig zenden aan het GRIP.

Klager is op de GVM-lijst geplaatst met het risicoprofiel ‘extreem’ ten aanzien van een terroristisch misdrijf en op de TA geplaatst. Het Operationeel Overleg (OO) heeft hem de TA-status toegekend. Het risicoprofiel is later geherwaardeerd naar ‘hoog’. Tijdens het OO van 10 april 2019 is geoordeeld dat dit profiel nog van toepassing was. Daarom bleef het monitoren van klagers contacten gewenst. Er was geen indicatie dat de dreiging was afgenomen.

In de circulaire ‘Beleid gedetineerden met vlucht-/ maatschappelijk risico’ (hierna: de circulaire) van 16 juli 2018 is bepaald dat gedetineerden met het risicoprofiel ‘extreem’ in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) of de TA worden geplaatst. Voor deze inrichtingen c.q. afdelingen gelden regimaire toezichts- en veiligheidsmaatregelen. Als een gedetineerde ondanks het risicoprofiel ‘extreem’ uit de EBI of de TA wordt geplaatst (bijvoorbeeld vanwege zorgeisen waaraan de EBI en de TA niet kunnen voldoen), wordt ernaar gestreefd het toezicht zoveel mogelijk te continueren.

Klager is vanuit de TA in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) geplaatst, omdat hij meer zorg nodig had dan hem in de TA kon worden geboden. De directeur van de TA heeft benadrukt dat de toezichtsmaatregelen gecontinueerd moesten worden. In bijlage I van de circulaire staan de GVM-maatregelen die in beginsel opgelegd worden aan gedetineerden met het risicoprofiel ‘hoog’. De toezichtsmaatregelen kunnen op grond van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) worden opgelegd als dat noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, ter bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid, ter voorkoming of opsporing van strafbare feiten, of ter bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven. Uit de informatie van de TA bleek voldoende dat het risico tot radicalisering/werving nog steeds gold. In combinatie met de informatie van het OO waren de opgelegde maatregelen noodzakelijk.

Klager mocht zijn ouders overigens gewoon bellen, want zij stonden op de lijst. Deze gesprekken werden echter wel opgenomen en indien nodig gecontroleerd op de inhoud. Het is klager een aantal keer niet gelukt om contact op te nemen, omdat er niet werd opgenomen, maar het telefoonnummer op de lijst klopte wel.

Na 23 mei 2019 zijn de maatregelen niet langer gehandhaafd. Klager is toen van de GVM-lijst gehaald en in een reguliere gevangenis geplaatst.

3. De beoordeling

Klagers TA-status

De directeur beslist niet over klagers TA-status. De beklagcommissie had zich in zoverre onbevoegd moeten verklaren om van het beklag kennis te nemen. De beroepscommissie zal dit alsnog doen.

De opgelegde GVM-maatregelen

Op 30 april 2019 zijn aan klager de volgende maatregelen – zakelijk weergegeven – opgelegd:

-    individueel bezoek met toezicht;

-    vooraf aan het GRIP advies vragen over bezoekers;

-    opnemen, afluisteren en vertalen van gesprekken met bezoek en indien nodig zenden aan het GRIP;

-    toezicht houden op de belduur;

-    opnemen, afluisteren en vertalen van telefoongesprekken en indien nodig zenden aan het GRIP; en

-    inhoudelijke controle en kopiëren van post en indien nodig zenden aan het GRIP.

De eisen aan het opleggen van GVM-maatregelen

De directeur kan toezichtmaatregelen opleggen aan een gedetineerde die op de GVM-lijst is geplaatst, indien dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet de directeur eerst een eigen belangenafweging maken omtrent de noodzaak van de toezichtmaatregelen. Gelet op het ingrijpende karakter van de toezichtmaatregelen, moet de belangenafweging voor de gedetineerde inzichtelijk zijn en worden onderbouwd met schriftelijke verslaglegging. De enkele verwijzing naar de plaatsing van een gedetineerde op de GVM-lijst is onvoldoende. De beslissing moet worden genomen op basis van de binnengekomen informatie van het GRIP en de visie van de directeur, maar ook naar aanleiding van de informatie die de gedetineerde zelf verstrekt. Het horen van de gedetineerde dient dus te geschieden ten behoeve van en voorafgaand aan de door de directeur te maken belangenafweging.

De motivering van de beslissing

De directeur heeft de beslissing – zakelijk weergegeven – gemotiveerd door erop te wijzen dat klager van de TA kwam. De omstandigheid dat klager vanwege zijn zorgbehoefte in het PPC was geplaatst, deed volgens hem niet af aan de noodzakelijkheid van de maatregelen die in de TA golden.

De beroepscommissie begrijpt dat klager een bijzonder geval vormt, omdat aan hem de TA-status was toegekend. In de circulaire staat daarover dat het toezicht op een gedetineerde die met een TA-status vanuit de TA in een ander regime wordt geplaatst, zoveel mogelijk moet worden gecontinueerd door middel van GVM-maatregelen. Dit uitgangspunt is in beginsel niet onredelijk en nu niet aannemelijk is geworden dat klager aan minder maatregelen dan in de TA diende te worden onderworpen, kan de beslissing van de directeur bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk worden geacht. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter in zoverre daarom bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake het beklag over klagers TA-status en verklaart de beklagcommissie alsnog onbevoegd om van dit beklag kennis te nemen.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag over de opgelegde GVM-maatregelen ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 1 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en mr. M. Keppels, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven