Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5813/GA, 4 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5813/GA

Betreft [Klager]

Datum 4 september 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur, inhoudende de oplegging van toezichtmaatregelen in het kader van klagers plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst), ingaande op 22 oktober 2019 en eindigend op 21 november 2019 (PL-2019-901).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft op 16 januari 2020 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S.A. van den Boom, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op 23 oktober 2019 heeft klager bij beslissing van de directeur een aantal zeer verstrekkende ordemaatregelen opgelegd gekregen. In de beslissing heeft de directeur opgenomen dat door het Operationeel Overleg is besloten het profiel van klager vast te stellen op hoog. De directeur stelt vervolgens dat de maatregelen aan klager zijn uitgelegd. Door de directeur is niet nader gemotiveerd waarom de ordemaatregelen aan klager zijn opgelegd. De bestreden beslissing is niet gebaseerd op actuele, concrete en betrouwbare informatie. Ook is de individuele belangenafweging niet voldoende inzichtelijk gemaakt. Er is geen schriftelijke verslaglegging. Vereist is dat de belangenafweging in het kader van het toepassen van maatregel in verband met GVM-plaatsing toetsbaar en kenbaar moeten zijn, maar in onderhavige zaak is daar niet aan voldaan.

De zesde beslissing tot oplegging/verlenging van de ordemaatregelen is inmiddels aan klager uitgereikt. Klager ondergaat nog altijd dezelfde ordemaatregelen. Er zijn hem niet meer vrijheden verleend. De gevolgen van de opgelegde ordemaatregelen zijn zeer verstrekkend voor klager, vooral de visitatie na bezoek en op indicatie. Ook wordt klager regelmatig tijdens zijn celinspecties gevisiteerd en moet dus zonder kleding de celinspectie ondergaan. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is zeer kritisch over (vernederende) visitaties en disproportionele maatregelen. Ook de regelmatige celinspecties en het luchten in een kooi vallen klager erg zwaar.

Standpunt van de directeur

De directeur voert aan dat hij geen toevoegingen heeft op hetgeen hij eerder heeft aangevoerd en dat hij de beklagrechter in diens uitspraak volgt. Als bijlage stuurt de directeur een rapportage van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) mee.

3. De beoordeling

De directeur kan – indien dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting – aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst toezichtmaatregelen opleggen. Alvorens hiertoe te beslissen, dient de directeur een eigen belangenafweging over de noodzaak van die toezichtmaatregelen te maken. De belangenafweging moet toetsbaar en dus kenbaar zijn. Dat betekent dat de in dit kader gemaakte belangenafweging evenals de inhoud van het horen van de gedetineerde op enigerlei wijze schriftelijk moeten worden vastgelegd. De beslissing tot oplegging van de maatregelen moet worden genomen op basis van de binnengekomen informatie van het GRIP, de visie van de directeur, maar ook naar aanleiding van de informatie die de gedetineerde zelf verstrekt. Het horen van de gedetineerde dient dus te geschieden ten behoeve van en voorafgaand aan de door de directeur te maken belangenafweging.

Klager is op 22 oktober 2019 geplaatst in de PI Lelystad. De aanleiding voor zijn overplaatsing vanuit de PI Dordrecht was gelegen in het feit dat die PI niet is aangewezen voor de opvang van gedetineerden met een hoog-risicoprofiel. In de circulaire ‘Beleid gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico’ van 16 juli 2018 staat dat voor de gedetineerden met het profiel ‘hoog’ geldt dat zij een dusdanig risico vormen dat zij wel in een reguliere, goed beveiligde inrichting (beveiligingsniveau III) geplaatst kunnen worden, maar dat de specifieke toezichtsmaatregelen, zoals weergegeven in bijlage II van de circulaire, in beginsel toegepast dienen te worden.

Uit de bestreden beslissing volgt dat klager op 23 augustus 2019 in Spanje is aangehouden als verdachte in het onderzoek ‘Eris’. Op 1 oktober 2019 is klager overgebracht naar Nederland. Door het Openbaar Ministerie wordt klager verdacht van het geven van opdrachten tot liquidaties. Op grond van deze verdenking heeft het Operationeel Overleg het risicoprofiel – zoals gezegd – vastgesteld op profiel ‘hoog’.

De beroepscommissie is van oordeel dat de bestreden beslissing summier doch in samenhang met de overige stukken voldoende is gemotiveerd. In de beslissing zijn feitelijkheden beschreven die de opgelegde maatregelen rechtvaardigen. In de beslissing wordt voorts verwezen naar de hierboven genoemde circulaire, waaruit volgt dat in beginsel toezichtmaatregelen toegepast kunnen worden bij gedetineerden met een hoog-risicoprofiel. De gegeven motivering kan de beslissing afdoende dragen. De beschreven feiten en omstandigheden rondom de aanhouding, overbrenging en de ernstige verdenking jegens klager hebben de doorslaggevende betekenis kunnen krijgen die ze hebben gekregen bij de beoordeling of toepassing van de toezichtmaatregelen noodzakelijk is. Verder is voldoende duidelijk geworden dat deze informatie afkomstig is uit de als bijlage meegezonden GRIP-rapportage die omtrent klager is opgesteld. De belangenafweging is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende inzichtelijk gemaakt.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen, met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is op 4 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, mr. D. van der Sluis en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven