Nummer S-20/4522/STA
Betreft [Verzoeker] Datum 13 oktober 2020
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
Het hoofd van FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de instelling) heeft op
1 oktober 2020 beslist de op 15 september 2020 genomen beslissing om uitsluitend de noodzakelijke verloven van de afdeling Kievit te laten doorgaan, te verlengen tot 2 november 2020.
Verzoekers raadsvrouw, mr. S. Marjanović, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van het hoofd van de instelling op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.
2. De beoordeling
Verzoeker vraagt schorsing van de beslissing van het hoofd van de instelling om uitsluitend de noodzakelijke – dubbel begeleide – verloven op de afdeling waar verzoeker verblijft te laten doorgaan. Als gevolg hiervan kunnen verzoekers (enkel begeleide) verloven geen doorgang vinden. Tegen een beslissing tot de intrekking van verlof als bedoeld in artikel 50, derde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden staat beklag open nadat het verlof op het moment dat het wordt ingetrokken een aaneengesloten periode van een week heeft geduurd. In het geval van verzoeker is geen sprake van een verlof dat een aaneengesloten periode van (meer dan) een week heeft geduurd. Om die reden kan verzoeker niet worden ontvangen in zijn verzoek.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker niettemin ontvankelijk is in zijn beklag, nu sprake is van een categorale intrekking van verlof. In dat verband is verwezen naar RSJ 14 mei 2012, 12/290/TA, en RSJ 19 maart 2020, R-19/4837/TA. In deze uitspraken overwoog de beroepscommissie dat het weliswaar niet een verlof van een aaneengesloten periode van meer dan een week betrof, maar dat daaraan kon worden voorbijgegaan, nu het niet de bedoeling van de wetgever kon zijn geweest om in een dergelijk geval aan een ter beschikking gestelde een rechtsmiddel te onthouden. In RSJ 14 mei 2012, 12/290/TA, was sprake van disproportionele gevolgen van het niet doorgaan van verlof. In het onderhavige geval is – bij gebreke van een onderbouwing daarvan – niet gebleken van disproportionele gevolgen voor verzoeker van het niet doorgaan van zijn verlof. In RSJ 19 maart 2020, R-19/4837/TA, was sprake van een categorale intrekking van verlof. In de onderhavige zaak is dat niet het geval. Het hoofd van de instelling heeft beslist uitsluitend noodzakelijke verloven te laten doorgaan. Begeleide verloven – zij het dubbel begeleid – vinden zodoende doorgang. Gelet op het voorgaande beslist de voorzitter als volgt.
3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze uitspraak is op 13 oktober 2020 gegeven door mr. R.M. Maanicus, voorzitter, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.
secretaris voorzitter