Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5841/GA, 4 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.


Nummer            R-20/5841/GA

 

Betreft [...]
Datum 4 september 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur) 

1. De procedure
[...] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het gegeven dat hij op 9 december 2019 geen arbeid heeft gehad en dat hij ten onrechte is ingesloten (A-2019-602).
 
De alleensprekende beklagrechter heeft op 10 januari 2020 het beklag gegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen. 

 

2. De standpunten in beroep 
Standpunt van de directeur 
Als er voor langere of kortere duur geen arbeid beschikbaar is, verblijven de gedetineerden van de PI Arnhem in hun verblijfsruimte gedurende de arbeidsuren. Het loon wordt in dit soort situaties doorbetaald. Uit de huisregels volgt dat er geen verplichting voor de directeur bestaat om vervangende activiteiten te organiseren. Uit het klaagschrift komt naar voren dat klager twee aaneengesloten dagen niet heeft kunnen werken, omdat de arbeid is uitgevallen. De beroepscommissie heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat bij structurele uitval van de arbeid vervangende activiteiten moeten worden aangeboden en dat het insluiten in dergelijke gevallen in strijd is met de op de directeur rustende zorgplicht. In dit geval is evenwel onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is geweest van structurele uitval van de arbeid. Het uitvallen van de arbeid op 9 december 2019 levert nog geen schending van die verplichting op. Aan klager is ter compensatie voor het uitvallen van de arbeid een uur extra luchten aangeboden. Ook werd het arbeidsloon aan klager uitbetaald. Het verzoek is dan ook het beklag alsnog ongegrond te verklaren.
 

Standpunt van klager 
Klager heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht. 

 

3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft in eerdere uitspraken (vgl. RSJ 24 november 2016, 16/2607/GA en RSJ 27 maart 2013, 12/3885/GA) uitgemaakt dat bij structurele uitval van arbeid vervangende activiteiten moeten worden aangeboden en dat het insluiten in dergelijke gevallen in strijd is met de op de directeur rustende zorgplicht. Klager stelt in zijn klaagschrift dat – zo begrijpt de beroepscommissie – hij op 9 december 2019 niet heeft kunnen werken. De beroepscommissie is van oordeel dat gelet op het voorgaande reeds niet kan worden vastgesteld dat sprake is van structureel uitvallen van de arbeid. Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat klager is ingesloten in strijd met de op de directeur rustende zorgplicht. Het beroep zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond. 

 


Deze uitspraak is op 4 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris               voorzitter 

Naar boven