Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6484/GB, 7 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/6484/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum 7 september 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 5 februari 2020 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 13 maart 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. S.O. Roosjen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager vindt dat in de bestreden beslissing te weinig rekening wordt gehouden met de feiten en de omstandigheden, zoals neergelegd in zijn brief aan de directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen. Deze brief is bij het bezwaarschrift gevoegd en maakt deel uit van de stukken in deze zaak. Klager erkent de fout te zijn ingegaan met betrekking tot de drugs, maar heeft aantoonbaar de knop omgezet. Dat klager de knop heeft omgezet, wordt ondersteund door de beslissing van een inrichtingsmedewerker om klager versneld naar zijn cel te laten terugkeren.

Er heeft een vechtpartij plaatsgevonden tussen klager en een medegedetineerde. Klager heeft uitgelegd wat er precies is gebeurd en wat zijn (bescheiden) rol hierin is geweest. Hij heeft in de vechtpartij gepast geweld gebruikt om zijn medegedetineerde af te weren. De inrichting heeft dit inmiddels ook onderkend. In het door klager overgelegde schriftelijk verslag is te lezen dat een medegedetineerde kenbaar heeft gemaakt dat klager een lesje geleerd moest worden en dat het initiatief voor de vechtpartij niet van klager is uitgegaan.

Klager betwist dat er door zijn toedoen sprake zou zijn geweest van een onveilige situatie binnen de inrichting. De reacties van medegedetineerden – naar aanleiding van de aankondiging dat klager zou worden overgeplaatst – spreken boekdelen. Het is voor klager onduidelijk op welke informatie de directeur van de inrichting zich baseert, maar niet valt uit te sluiten dat klagers medegedetineerden hiermee te maken hebben. De informatie moet niet te serieus genomen worden. Er moet worden gekeken of de medegedetineerden die aan de directeur van de inrichting informatie hebben verschaft wellicht motieven konden hebben om klager onterecht zwart te maken. Nu klager zich ook in de PI Lelystad voorbeeldig gedraagt, roept dat eens te meer twijfel op ten aanzien van de verdenkingen in zijn richting vanuit de locatie Esserheem.

Klager betwist dat het beroep te laat zou zijn ingediend. Verweerder heeft niet aangetoond op welk moment klager de bestreden beslissing zou hebben ontvangen en de beroepstermijn is gaan lopen.

 

Standpunt van verweerder

Klager heeft niet tijdig beroep ingesteld en er zijn geen verschoonbare redenen aangegeven voor de termijnoverschrijding. Verzocht wordt klager niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep.

 

3. De beoordeling

De ontvankelijkheid van het beroep

Op grond van artikel 73, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet dient het beroepschrift te worden ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen hij beroep instelt. Op basis van de overgelegde stukken kan de beroepscommissie echter niet vaststellen op welke datum klager de bestreden beslissing heeft ontvangen. De beroepscommissie zal klager daarom in het beroep ontvangen.

 

De inhoudelijke beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen. Op 5 februari 2020 is beslist hem over te plaatsen naar de gevangenis van de PI Lelystad, in het kader van het bewaren van de orde, rust en veiligheid binnen de locatie Esserheem. Volgens klager bestond er geen reden om hem over te plaatsen.

De directeur van de locatie Esserheem heeft verzocht klager met spoed over te plaatsen naar een andere inrichting, in verband met de orde en veiligheid van de medegedetineerden, klager zelf en het personeel. Uit het selectieadvies volgt dat uit informatie van meerdere bronnen binnen de inrichting blijkt dat klager medegedetineerden onder druk zette en dat medegedetineerden zich daardoor niet meer veilig voelden op de afdeling. Binnen de inrichting was ook bekend dat klager niet bang was om geweld te gebruiken tegen medegedetineerden. Sommige gedetineerden kwamen in verband met hun eigen veiligheid hun cel niet meer uit en ook op een andere afdeling binnen de locatie Esserheem zeiden gedetineerden dat ze bedreigd werden door een gedetineerde van de afdeling waar klager verbleef.

Klager verbleef ten tijde van het opstellen van het selectieadvies op eigen cel op grond van de verlenging van een ordemaatregel, omdat de veiligheid van de medegedetineerden binnen de inrichting niet meer kon worden gewaarborgd. Hoewel het selectieadvies vermeldt dat klager een positieve gedragsverandering liet zien, wordt daarbij ook vermeld dat deze gedragsverandering pas is ingezet in aanloop naar een eventueel verlof.

Daarnaast blijkt uit het selectieadvies dat klager gedurende zijn verblijf in de gevangenis van de locatie Esserheem disciplinair is gestraft wegens fysiek geweld tegen een medegedetineerde en het bezit van contrabande (handelshoeveelheid van zestien gram drugs). Dat laatste is een aanwijzing voor handel (c.q. voortgezet crimineel handelen in detentie). De inrichting heeft van dit voorval aangifte gedaan bij de politie. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de informatie uit het selectieadvies.

Door dit ongewenste gedrag en het feit dat de onderlinge verhoudingen tussen klager en de medegedetineerden ernstig waren verstoord, mocht verweerder in redelijkheid concluderen dat er binnen de gevangenis van de locatie Esserheem sprake was van een onhoudbare situatie en dat het in het kader van de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting van belang was dat klager spoedig werd overgeplaatst. Daarom, en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 7 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven