Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6491/GA, 10 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6491/GA

   

           

Betreft [klager]

Datum 10 september 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers gemachtigde van het Meldpunt Vreemdelingendetentie heeft namens klager beroep ingesteld tegen een uitspraak van de beklagcommissie bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam van 12 maart 2020 (DC-2019-000683). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

2. De ontvankelijkheid

Op grond van  artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend.

De uitspraak van de beklagcommissie is op 12 maart 2020 aan klager, zijn gemachtigde en de directeur toegezonden. Het beroepschrift dateert van 27 maart 2020 en is op het secretariaat van de RSJ op diezelfde dag ontvangen. Gelet op het voorgaande, heeft klager niet tijdig beroep ingesteld. De vraag is vervolgens of dit verzuim verschoonbaar is.

Namens klager wordt hiertoe gesteld dat hij op 9 maart 2020 van de beklagcommissie een reactietermijn van een week kreeg om te kunnen reageren op het door de directeur ingediende aanvullende stuk. Klager ontving al op 13 maart 2020 de uitspraak van de beklagcommissie, waarbij dus geen rekening is gehouden met zijn reactie op het aanvullende stuk. Klager geeft aan contact te hebben opgenomen met de commissie van toezicht met het verzoek de uitspraak te vernietigen. Op 20 maart 2020 ontving hij het bericht dat de uitspraak van de beklagcommissie in stand wordt gelaten. Daarom was het volgens klager niet mogelijk om eerder in beroep te gaan.

 

De beroepscommissie volgt klager hierin niet.

Uit de stukken in het dossier volgt dat de aanvullende reactie van de directeur op 5 maart 2020 naar klagers gemachtigde is gestuurd. Op de begeleidende brief hierbij staat: “volgens afspraak ter zitting, hierbij het rapport” en “om te behouden”. In de uitgewerkte uitspraak staat: “De beklagcommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld om het rapport te leveren, waarna het rapport is gestuurd aan klager en diens vertrouwenspersoon ter informatie. Hierna volgt schriftelijk uitspraak.” Gelet op het voorgaande overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat aan klager een reactietermijn is verleend naar aanleiding van het door de directeur ingediende aanvullende stuk. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dan ook geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Zij zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

 

 

Deze uitspraak is op 10 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven