Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7828/GV, 1 september2020, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7828/GV

    

           

Betreft [klager]

Datum 1 september 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 14 augustus 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van drie dagen, teneinde de eerste heilige communie van zijn stiefzoon bij te kunnen wonen en daaromtrent de nodige voorbereidingen te kunnen treffen. Anders dan het Openbaar Ministerie (OM) stelt, biedt de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) hiertoe de mogelijkheid van het verlenen van strafonderbreking dan wel incidenteel verlof. Gedurende klagers detentieperiode is hij steeds in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij belangrijke gebeurtenissen in het leven van zijn kinderen en zijn gezin. In het jaar 2017 is klagers voorlopige hechtenis voor de duur van drie dagen geschorst, in verband met de eerste heilige communie van zijn dochter. In het jaar 2018 is hem voor drie dagen strafonderbreking verleend, vanwege de geboorte van zijn zoon. Ook in het onderhavige geval gaat het om een belangrijke gebeurtenis voor klager en zijn stiefzoon.

Klagers aanwezigheid bij de eerste heilige communie van zijn stiefzoon is noodzakelijk, mede omdat klagers partner kampt met een burn-out. Zij is niet in staat om te werken en staat onder wekelijkse behandeling en begeleiding van een psycholoog. Daarom is zij niet in de gelegenheid de nodige voorbereidingen te treffen voor de heilige communie en om familie en vrienden na afloop thuis te ontvangen. Klagers partner wenst niet overbelast te worden en is sterk afhankelijk van klagers steun. Anderen in haar netwerk kunnen de organisatietaken rondom de communie niet op zich nemen.

Klager vertoont goed gedrag in de inrichting en tijdens eerder verleende vrijheden hebben zich geen incidenten voorgedaan. Eventuele risico’s ten aanzien van de bescherming van de slachtoffers kunnen worden ondervangen door het verlof te doen plaatshebben onder toepassing van elektronische controle. De door het OM geuite bezwaren ten aanzien van slachtofferbelangen kan klager niet volgen. Bij de hierboven genoemde eerder verleende vrijheden is in geen enkel opzicht sprake geweest van een confrontatie met de slachtoffers. Hoewel het door klager opgegeven verlofadres zich 1,7 kilometer bevindt van de plaats delict, geldt dat de slachtoffers inmiddels zijn verhuisd, de betreffende horecagelegenheid is gesloten en het pand te koop staat. Daarnaast heeft het Informatiepunt Detentieverloop de slachtoffers aangeschreven, maar hebben de slachtoffers hierop niet gereageerd. Ook heeft de reclassering over klagers detentiefasering positief geadviseerd. Van bezwaren tegen het verlenen van strafonderbreking is dan ook niet gebleken.

 

Standpunt van verweerder

Hoewel verweerder begrijpt dat de eerste communie van klagers stiefzoon een bijzondere gebeurtenis is voor klager, kan dit niet worden gekwalificeerd als een dermate bijzondere gebeurtenis dat zijn aanwezigheid daarbij noodzakelijk is. Uit de door en namens klager overgelegde stukken blijkt dat klagers partner een familienetwerk heeft dat haar wellicht kan ondersteunen bij de voorbereiding van de festiviteiten. Het feit dat aan klager eerder op andere grond strafonderbreking is verleend en dat zijn voorlopige hechtenis is geschorst vanwege het bijwonen van een familieaangelegenheid, doet bij de behandeling van onderhavig verzoek niet ter zake.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager niet voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van strafonderbreking.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het bijwonen van een communie valt niet onder de in de Regeling genoemde mogelijkheden om strafonderbreking te verlenen. Hoewel klagers gezin van mening is dat zijn aanwezigheid bij de communie van zijn stiefzoon noodzakelijk is, is dat niet het geval. Bovendien is sprake van een onaanvaardbaar verlofadres, een risico op een ongewenste confrontatie met de slachtoffers van het door klager gepleegde delict en een risico op maatschappelijke onrust. De belangen van de slachtoffers dienen op dit moment te prevaleren boven het belang van klager en zijn gezin om de communie bij te wonen. Het verlenen van strafonderbreking zorgt immers voor onbegrip bij de slachtoffers, temeer nu de communie plaatsvindt in de stad waar ook de door klager gepleegde overvallen hebben plaatsgevonden en een aantal slachtoffers daar nog steeds woont.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres. Dit adres is gelegen op 1,7 kilometer van de plaats waar een van de overvallen heeft plaatsgevonden.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 24 maart 2015 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van tien jaren met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal, diefstal met geweld en afpersing. De einddatum van zijn detentie is momenteel bepaald op 10 maart 2022.

Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof (artikel 34 van de Regeling). Incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is (artikel 21 van de Regeling). De in de Regeling genoemde redenen op grond waarvan strafonderbreking dan wel incidenteel verlof kan worden verleend, zijn niet limitatief.

Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van drie dagen, teneinde de eerste heilige communie van zijn stiefzoon bij te kunnen wonen en daaromtrent de nodige voorbereidingen te kunnen treffen.

Indien het ten behoeve van een voorlopig gehechte gedetineerde nodig wordt geacht de vrijheidsbeneming te onderbreken, kan gebruik worden gemaakt van de schorsing van de voorlopige hechtenis, zoals geregeld in artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering. De in de Regeling vastgelegde wettelijke kaders omtrent verlofverlening bevatten andere voorwaarden en gronden op basis waarvan incidenteel verlof kan worden verleend of de detentie van veroordeelde gedetineerden kan worden onderbroken. Het feit dat klagers voorlopige hechtenis eerder voor drie dagen is geschorst, waarmee hij in de gelegenheid is gesteld om de heilige communie van zijn dochter bij te wonen, hoeft daarom – op zichzelf – niet te leiden tot het verlenen van strafonderbreking (of incidenteel verlof) aan klager.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking van drie dagen onvoldoende aannemelijk geworden. De noodzaak van klagers aanwezigheid bij het treffen van voorbereidingen voor de feestelijkheden rondom de plechtigheid is onvoldoende onderbouwd, nu niet is gebleken dat anderen zijn partner niet de nodige (praktische) hulp kunnen bieden.

Het bijwonen van de eerste communie van een kind betreft een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waartoe kan worden volstaan met het verlenen van incidenteel verlof. Strafonderbreking is daarvoor dan ook niet aangewezen. Dat de communie zonder aanwezigheid van klager geen doorgang zou kunnen vinden, is gesteld noch gebleken. Zijn aanwezigheid bij de communieplechtigheid van zijn stiefzoon is, zoals ook door en namens klager is betoogd, weliswaar belangrijk voor hem en zijn gezin, maar kan – ook in het kader van incidenteel verlof – niet worden aangemerkt als noodzakelijk, zoals dat is bedoeld in de Regeling (vergelijk RSJ 19 april 2018, R-113 en RSJ 20 mei 2008, 08/0924/GV).

Gelet op al het voorgaande kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 1 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door

mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven