Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4514/SGA, 9 oktober 2020, schorsing
Uitspraakdatum:09-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4514/SGA                              

Betreft [Verzoeker]      Datum 9 oktober 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de directeur) heeft op 7 oktober 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens fraude bij een urinecontrole (te laag kreatininegehalte), ingaande op 7 oktober 2020 om 09:50 uur en eindigend op 14 oktober 2020 om 09:50 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (S-2020-000687).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Aan verzoeker is op 7 oktober 2020 een disciplinaire straf opgelegd wegens fraude bij een urinecontrole vanwege een te laag kreatininegehalte. Verzoeker stelt dat hij niet op het recht op een herhalingsonderzoek is gewezen, terwijl hij recht heeft op 24 uur bedenktijd alsmede op een herhalingsonderzoek.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker voor de tweede keer in korte tijd bij een urinecontrole een te laag kreatininegehalte scoorde. De directeur geeft aan dat verzoeker na de urinecontrole van 28 september 2020 een waarschuwing heeft gekregen omdat zijn kreatininegehalte lager was dan 2,0 mmol/l. Verzoeker is toen gewaarschuwd dat hij niet te veel mag drinken voor een urinecontrole. Op 30 september 2020 heeft verzoeker weer een urinecontrole gehad. Volgens de directeur was er wederom sprake van een te laag kreatininegehalte waardoor er geen waarde kon worden bepaald. Omdat verzoeker kort daarvoor nog een waarschuwing heeft gehad wegens een te laag kreatininegehalte heeft de directeur verzoeker dit keer gesanctioneerd. De directeur geeft aan dat verzoeker inderdaad geen herhalingsonderzoek is aangeboden. Het is de directeur niet duidelijk over welke waardebepaling verzoeker een herhalingsonderzoek had gewild, nu er geen waarden vastgesteld konden worden. Volgens de directeur heeft verzoeker tijdens het gesprek met de directeur ook niet aangegeven dat hij 24 uur bedenktijd dan wel een herhalingsonderzoek wilde.

Op grond van artikel 5, tweede lid van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen wordt, indien het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is geconstateerd of wanneer de gedetineerde daarom verzoekt, de uitslag van het onderzoek aan de gedetineerde bekend gemaakt. Hierbij wordt de gedetineerde gewezen op het recht op een herhalingsonderzoek. Indien de mededeling mondeling wordt gedaan legt het personeelslid dat de mededeling heeft gedaan schriftelijk vast dat en wanneer de mededeling is gedaan. De voorzitter stelt, voorlopig oordelend, vast dat verzoeker niet is gewezen op zijn recht op een herhalingsonderzoek waardoor de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing voor schorsing in aanmerking komt. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 9 oktober 2020 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven