Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3924/SGA, 6 juli 2020, schorsing
Uitspraakdatum:06-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 
Nummer 
 S-20/3924/SGA 
  
  
 
  
 
Betreft 
[...]
 Datum 
 6 juli 2020 
 


 
 
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [...] (hierna: verzoeker) 
 
1. De procedure 
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur) heeft beslist dat toezichthoudend personeel van DV&O aanwezig is in de behandel- of spreekkamer bij het gesprek tussen verzoeker en zijn arts tijdens het ziekenhuisbezoek in de week van 6 juli 2020. 
 
Verzoekers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan. 
 
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (AR 2020/460). 
 
2. De beoordeling 
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. 
 
Namens verzoeker wordt gesteld dat uit jurisprudentie van de RSJ en uit de rechten zoals neergelegd in artikel 8 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 2, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet volgt dat het uitgangspunt dient te zijn dat bij een bezoek van een gedetineerde aan een arts (in het ziekenhuis), geen toezichthoudend personeel aanwezig is in de behandel- of spreekkamer. Volgens verzoeker wijkt de directeur af van dit uitgangspunt door een ‘aanvullende maatregel’ op te leggen in de zin van directe aanwezigheid van DV&O in de behandel- of spreekkamer. Verzoeker heeft veel moeite met de directe aanwezigheid van DV&O bij dit vertrouwelijke gesprek met zijn arts, gelet op de aard, ernst en plekken van zijn auto-immuun(huid)ziekte. Verzoeker voelt zich dan niet vrij hierover openlijk te spreken met de arts en de plekken te laten zien. Volgens verzoeker heeft de directeur geen kenbare en toetsbare belangenafweging gemaakt met betrekking tot de noodzaak van de aanwezigheid van toezichthoudend personeel, behalve aan te geven dat de begeleiders van DV&O te allen tijden direct zicht moeten hebben op de gedetineerde. Volgens verzoeker staat dit uitgangspunt lijnrecht tegenover het uitgangspunt in de jurisprudentie van de RSJ. Voorts stelt verzoeker dat hij niet vluchtgevaarlijk is. Hij zit aan het einde van zijn detentie, hij heeft zich altijd goed gedragen en eerdere ziekenhuisbezoeken zijn vlekkeloos verlopen. Volgens verzoeker is de beslissing van de directeur onredelijk en onbillijk en in strijd met hogere wetgeving. 
 
Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de begeleiders van DV&O te allen tijde direct zicht moeten hebben op de gedetineerde. Zij nemen geen kennis van de inhoud van het gesprek. Voor medewerkers van DV&O is het integriteitsprotocol en de geheimhoudingsplicht van toepassing. De directeur geeft aan dat wanneer verzoeker privé met een arts wil spreken, een belafspraak wellicht een mogelijkheid is. 
 
De voorzitter overweegt dat uit jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat het uitgangspunt moet zijn dat er, bij een bezoek van een gedetineerde aan een arts (in het ziekenhuis), geen toezichthoudend personeel aanwezig is in de behandel- of spreekkamer. Daarvan kan slechts worden afgeweken als de aanwezigheid van personeel in de behandel- of spreekkamer uit veiligheidsoverwegingen (strikt) noodzakelijk is. De directeur dient een zelfstandige belangenafweging te maken tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde bij raadpleging van/behandeling door een arts zonder dat daarbij toezichthoudend personeel aanwezig is, en anderzijds het algemene belang van handhaving van de orde en veiligheid en de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming (vgl. RSJ 26 augustus 2013, 13/1368/GA en RSJ 30 maart 2020, R-19/3386/GA). Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat de directeur een belangenafweging heeft gemaakt. Voorts is niet gebleken dat verzoeker bekend staat als vluchtgevaarlijk of dat hij in de inrichting gevaarlijk of agressief gedrag vertoont. Evenmin is gebleken dat aan de behandelend arts is gevraagd of die het nodig acht dat er personeel aanwezig is in de behandel- of spreekkamer. De voorzitter overweegt dat dan ook niet aannemelijk is geworden dat de aanwezigheid van het DV&O-personeel in de behandel- of spreekkamer uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is. Gelet op het voorgaande voldoet de bestreden beslissing niet aan de daaraan gestelde eisen en is deze daarmee zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek moet worden toegewezen.  
 
3. De uitspraak 
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist. 
 
 
Deze uitspraak is op 6 juli 2020 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris. 
 

  

 


secretaris voorzitter 

Naar boven