Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4055/SGA, 31 juli 2020, schorsing
Uitspraakdatum:31-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 
Nummer 
 S-20/4055/SGA 
  
  
  
  
 
Betreft 
[...]
 Datum 
 31 juli 2020 
 


 
 
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [...] (hierna: verzoeker) 
 
1. De procedure 
De directeur van het Detentiecentrum (DC) Rotterdam (hierna: de directeur) heeft op 29 juli 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve uitslag bij een urinecontrole, ingaande op 28 juli 2020 om 17.50 uur en eindigend op 31 juli 2020 om 17.50 uur. 
 
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan. 
 
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (DC-2020-000254). 
 
2. De beoordeling 
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. 
 
Op grond van het bepaalde in artikel 57, eerste lid, aanhef en onder k, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), dient de betreffende gedetineerde te worden gehoord alvorens de directeur hem een disciplinaire straf als bedoeld in artikel 51 Pbw oplegt. Het horen van de gedetineerde dient er toe dat de directeur ook de kant van het verhaal van de gedetineerde hoort alvorens de directeur een voor die gedetineerde ingrijpende beslissing neemt. Gelet hierop gaat de voorzitter er vanuit dat het horen door de directeur zelf dient te gebeuren. Uit de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing blijkt dat verzoeker voorafgaand aan het nemen van de disciplinaire straf niet is gehoord door de directeur, maar door het afdelingshoofd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is deze handelwijze niet in overeenstemming met de wet. Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist. 
 
3. De uitspraak 
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist. 
 
 
Deze uitspraak is op 31 juli 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris. 
 

  
secretaris voorzitter 

Naar boven