Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4142/SGA, 7 augustus 2020, schorsing
Uitspraakdatum:07-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4142/SGA                               

Betreft [verzoeker]      Datum 7 augustus 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van het Detentiecentrum (DC) Rotterdam (hierna: de directeur) heeft op 5 augustus 2020 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van – zo begrijpt de voorzitter – veertien dagen, vanwege het vertonen van ernstig opruiend gedrag tijdens een calamiteit, ingegaan op 5 augustus 2020 om 13:50 uur en eindigend op 19 augustus 2020 om 13:50 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, een aanvulling op het verzoekschrift van verzoekers raadsvrouw mr. K. Kuster en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (DT-2020-000264).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Door en namens verzoeker wordt gesteld dat de bestreden beslissing buitenproportioneel is. Verzoeker gaat in hongerstaking. Verzoeker stelt dat hij alleen wat uitlegde aan een medewerker. Hij ontkent met klem dat hij de boel opjutte. Hij gaf één op één bij de medewerker aan dat hij het niet eens was met het feit dat hij niet mocht luchten. De medegedetineerden waren al op hun cel. Hij maakt graag zijn excuses aan de medewerker voor de belediging.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 4 augustus 2020 komt naar voren dat verzoeker opruiend gedrag vertoonde. De directeur geeft aan dat werd besloten om de inrichting per direct in te sluiten nadat de eerste coronabesmetting binnen de inrichting werd vastgesteld, om verdere verspreiding te voorkomen en te kunnen nagaan met wie de besmette persoon in contact is geweest. Verzoeker en de medegedetineerden van zijn afdeling bevonden zich toen op de luchtplaats en werden toen ingesloten. De directeur geeft aan dat verzoeker op de afdeling luidkeels begon te roepen dat zijn recht op luchten werd afgenomen. Hij ging niet zijn cel in, maar liep naar het einde van de afdeling. Verzoeker werd hierop aangesproken door het personeel. Hij bleef vervolgens roepen dat iedereen het recht op luchten werd afgenomen. Ook zei verzoeker tegen de medewerker dat hij zijn rotkop moest houden.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker opruiend gedrag heeft vertoond zodat de oplegging van de bestreden ordemaatregel noodzakelijk was in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. De oplegging van de ordemaatregel op dat moment kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden beschouwd. Echter, uit de schriftelijk inlichtingen van de directeur blijkt niet dat er ook nu nog omstandigheden zijn waaruit kan worden afgeleid dat verzoeker nog steeds opruiend gedrag vertoont of zal vertonen. Gelet hierop is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet gebleken dat voortzetting van de ordemaatregel nog noodzakelijk is en komt de verdere tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 7 augustus 2020 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven