Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7401/GB, 21 augustus 2020, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7401/GB

Betreft [klager]

Datum 21 augustus 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 1 april 2020 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 26 juni 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is door de directeur van de PI Lelystad disciplinair gestraft, omdat hij in het gezicht van een inrichtingsmedewerker heeft gespuugd. De disciplinaire straf is ingegaan op 18 maart 2020, maar de voorzitter van de beroepscommissie heeft de verdere tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf geschorst, omdat het verslag niet aan klager was aangezegd. Tot op heden heeft de beklagcommissie geen beslissing genomen op het ingediende klaagschrift. Klager heeft – als gevolg van de schorsing van de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf – vanaf 20 maart 2020 tot aan zijn daadwerkelijke overplaatsing naar de PI Leeuwarden, zonder problemen verbleven in de PI Lelystad.

Sinds de uitbraak van het coronavirus en de daarmee gepaard gaande beperkingen worden overplaatsingen beperkt tot spoedsituaties. In dit geval was er geen sprake van een spoedsituatie.

Verzocht wordt aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Klager is overgeplaatst, omdat hij op 18 maart 2020 de orde, rust en veiligheid binnen de PI Lelystad in gevaar heeft gebracht door een inrichtingsmedewerker in het gezicht te spugen. Dit gedrag is normaal gesproken al verwerpelijk, maar dit gedrag wordt klager – gezien de uitbraak van het coronavirus en de daaromtrent getroffen coronamaatregelen – nu nog zwaarder aangerekend. De PI Lelystad heeft aangifte gedaan van het incident. Een interne overplaatsing binnen de PI Lelystad is niet mogelijk gebleken.

Een besmetting met het coronavirus kan grote gevolgen hebben en vormt daarom een ernstige bedreiging voor de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting. Door de misdragingen van klager is er een spoedeisende situatie ontstaan waardoor hij niet langer in de PI Lelystad kon blijven. Dat klager zich nadien correct heeft gedragen doet daar niet aan af.

In de schorsingsuitspraak van 20 maart 2020 (RSJ S-20/3269/SGA) heeft de voorzitter van de beroepscommissie de tenuitvoerlegging van de opgelegde disciplinaire straf geschorst, omdat het daaraan ten grondslag liggende verslag klager niet is aangezegd. Bij een schorsingsverzoek wordt een zaak niet ten gronde onderzocht. Verweerder acht de grond waarop de disciplinaire straf berustte voldoende aannemelijk, mede gelet op de op ambtseed opgemaakte schriftelijke verklaringen van de inrichting. Uit het ingediende schorsingsverzoek blijkt ook dat klager de feiten niet ontkent. Hij vindt de disciplinaire straf alleen disproportioneel.

3. De beoordeling

Klager is sinds 16 juli 2020 niet meer in Nederland gedetineerd. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Lelystad. Op 2 april 2020 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Leeuwarden, in het kader van het bewaren van de orde, rust en veiligheid binnen de PI Lelystad. Klager is het niet eens met de reden van zijn overplaatsing, omdat er volgens hem geen sprake was van een spoedeisende situatie.

Uit het dossier komen de volgende feiten en omstandigheden naar voren. Klager heeft op 18 maart 2020 een personeelslid door een praat-/doorgeefluik twee maal vol in het gezicht gespuugd, nadat klager en zijn celgenoot was medegedeeld dat zij volgens het protocol op cel moesten blijven, omdat een van hen klachten had die zouden kunnen wijzen op besmetting met het coronavirus. De inrichting heeft van dit voorval aangifte gedaan bij de politie en klager is daarvoor ook disciplinair gestraft. Klager heeft in zijn schorsingsverzoek erkend dit gedrag te hebben vertoond. Dit gedrag heeft in de huidige omstandigheden redelijkerwijs een enorme impact op de inrichtingsmedewerkers en medegedetineerden. De omstandigheid dat klager vanaf 20 maart 2020 tot 2 april 2020 zonder problemen in de PI Lelystad heeft verbleven doet niet af aan de ernst van dit incident. Verweerder mocht daarom in redelijkheid concluderen dat er sprake was van een onhoudbare situatie.

Gelet op de ernst van het incident en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 21 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven