Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5525/GV, 7 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5525/GV             

Betreft [klager]            Datum 7 oktober 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 6 december 2019 klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof voor de duur van twaalf uren toegewezen onder de voorwaarde van een meldplicht bij de politie.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het aan klager toegekende algemeen verlof is ten onrechte niet toegekend voor de duur van zestig uren. Alle uitgebrachte adviezen, afgezien van het advies van de directeur, strekten tot verlofverlening voor de maximale duur en onder voorwaarden. De duur van het verlof diende volgens verweerder te worden beperkt tot twaalf uren, vanwege klagers wisselende gedrag in de inrichting en de bezwaren rondom het door hem opgegeven verlofadres.

Klager nam vanaf 23 juli 2019 deel aan het plusprogramma. Dit betekent dat hij ten tijde van de bestreden beslissing al vier maanden positief gedrag vertoonde in de inrichting, hetgeen ook expliciet in het advies van de inrichting naar voren is gebracht. Daarom valt niet in te zien waarom klagers gedrag in negatieve zin is meegewogen bij de beoordeling van zijn verzoek. Hoewel uit de stukken volgt dat het verlofadres bij het Veiligheidshuis is geregistreerd, heeft de politie dit adres in orde bevonden. Indien gerede twijfels over het verlofadres bestonden, zou dit adres niet zijn goedgekeurd. Inmiddels heeft het verlof plaatsgevonden, zonder dat zich daarbij incidenten hebben voorgedaan.

Standpunt van verweerder

Het belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep is komen te ontvallen, omdat klager, hangende het beroep, het algemeen verlof heeft genoten. Klager dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn heeft, na overleg met onder meer de reclassering, positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag voor de duur van twaalf uren en onder de voorwaarde van een meldplicht bij de politie.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit adres in orde bevonden. Op het adres woont klagers broer, die bekend is bij het Veiligheidshuis. Het adres staat geregistreerd onder de domeinnaam contra-terrorisme, extremisme en radicalisering. Gezien de op het adres geregistreerde antecedenten en klagers criminele netwerk, adviseert de politie bij toekenning van het verlof de voorwaarde van elektronisch toezicht te verbinden.

3. De beoordeling

Het beroep richt zich tegen de toewijzing van klagers vierde verlofaanvraag voor de duur van twaalf uren. Hij kon in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Ontvankelijkheid

De beroepscommissie is van oordeel dat klager belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, nu het verlof niet voor de gevraagde zestig uren, maar voor de duur van twaalf uren is toegekend. Zij zal klager dus in het beroep ontvangen.

Inhoudelijke beoordeling

Klager was sinds 23 november 2017 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van drie jaar en vier maanden met aftrek, wegens (gekwalificeerde) diefstal, meermalen gepleegd. Daarnaast diende hij een hechtenis van veertien dagen te ondergaan. Verder diende hij een gevangenisstraf van dertig dagen te ondergaan in verband met het uitstel of afstel van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling, evenals een subsidiaire hechtenis van vijf dagen. Op 26 maart 2020 is klager in vrijheid gesteld.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Klagers verzoek is met het oog op de (toen) naderende einddatum van zijn detentie voor het eerst toegewezen voor de duur van twaalf uren en onder de voorwaarde van een meldplicht bij de politie. De duur is beperkt tot twaalf uren, vanwege klagers wisselende gedrag in de inrichting en de aanwezige bezwaren rondom het verlofadres.

Uit het selectieadvies blijkt dat klager tijdens zijn laatste detentieperiode veelvuldig disciplinair is gestraft, wegens uiteenlopende, ongewenste gedragingen. Zo is hem op 3 juni 2019 een disciplinaire straf opgelegd, wegens het bezit van een mobiele telefoon. Hoewel klager op 23 juli 2019 in het plusprogramma werd geplaatst, is hij op 23 augustus 2019 opnieuw disciplinair gestraft, in verband met het uitschelden en bedreigen van een personeelslid. Daarnaast heeft de politie te kennen geven dat bij het verlofadres verschillende antecedenten waren gemeld, dat het adres bij de politie onder de domeinnaam contra-terrorisme, extremisme en radicalisering stond geregistreerd en dat de bewoner van het verlofadres bij het Veiligheidshuis bekend was en de aandacht had.

Naar het oordeel van de beroepscommissie rechtvaardigden de hierboven genoemde omstandigheden tezamen de beslissing om het aan klager toegekende algemeen verlof te beperken tot twaalf uren, in het licht van het bij de afweging te betrekken algemeen belang. De bestreden beslissing kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 7 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven